“Ja, onder omstandigheden”, zegt de Raad van State vandaag in deze uitspraak (15 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:556). Is het daarmee ook dus openbaar? “Nee, onder omstandigheden”, zegt de Raad van State ook in deze uitspraak (15 februari 2023, ECLI:NL:RVS:2023:605). En dat allemaal terwijl de uitspraken misschien niet nodig waren geweest als de Raad van State de verzoeker in kwestie in persoon had opgeroepen voor de zitting.
Informatie van de volksvertegenwoordiger, maar bij de uitvoerende macht
Een voelbaar spanningsveld onder de Wob (als het ging om de meer politieke organen als Provinciale Staten en de gemeenteraad) kwam tot uitdrukking in een specifieke bepaling in de Woo (artikel 5.4a). Want hoewel de organen PS en raad bestuursorgaan zijn (en dus te Wobben waren) leefde (en leeft) het beeld dat informatie die bij een individueel raadslid berust buiten het bereik van de Wob viel en de Woo valt. Dat is dus anders voor informatie die bij die organen berust. Maar waar begint en eindigt die scheidslijn?
De Raad van State maakt op 15 februari niet duidelijk waar die lijn ligt. Wel wordt duidelijk gemaakt dat informatie zoals (in dit geval) concept-amendementen onder de Wob valt. Reden is dat een en ander kan worden aangemerkt als “een bestuurlijke aangelegenheid”. De documenten zijn immers opgemaakt in voorbereiding op en ten behoeve van besluitvorming, aldus de Raad van State. Dat de documenten uiteindelijk wel of niet zijn betrokken bij de besluitvorming, maakt in zoverre niet uit.
Onder de Woo is de “bestuurlijke aangelegenheid” ingeruild voor “verband houden met de publieke taak”. De redenering van de Raad van State zal evenwel onder de Woo hetzelfde zijn nu de wetgever hetzelfde aan informatie opvraagbaar heeft willen maken (zie over deze begrippen paragraaf 2.1 in dit artikel).
De redenering van de Raad van State direct volgend zou tot de conclusie kunnen leiden dat alle informatie bij raadsleden onder de Woo valt. Want informatie bij deze personen is in beginsel altijd ter voorbereiding op of ten behoeve van besluitvorming opgesteld. Ook informatie die bedoeld is om intern, binnen de fractie, te bespreken over wat te vinden van de nodige geagendeerde onderwerpen. Toch lijkt dit wat te ver te gaan. Want is datgene nog wel gewisseld binnen het bestuursorgaan de gemeenteraad en ten behoeve van diens publieke taak?!
Zo ruim hoeft de uitspraak van de Raad van State niet te worden opgevat. Want ogenschijnlijk vindt de Raad van State vooral doorslaggevend dat de informatie feitelijk (ook) berust bij het college van B&W. Dit is het geval nu ambtenaren zijn gevraagd de concept-amendementen juridisch te toetsen. De Raad van State merkt immers ook dit op:
“De stelling van het college dat de concept-amendementen alleen onder de verantwoordelijkheid van het betreffende raadslid of raadsfractie vallen en de Wob niet van toepassing is op volksvertegenwoordigers, leidt niet tot een ander oordeel. De betreffende ambtenaren zijn immers gevraagd om de concept-amendementen juridisch te toetsen.”
Daarmee lijkt – wat impliciet – verondersteld te worden dat de informatie te Wobben (en te Woo-en) valt vanwege de betrokkenheid van de ambtenaren (niet werkzaam bij de griffie). Dat maakt kennelijk dat de informatie samenvalt of in verband staat met de publieke taak van het college van B&W. Dat vond het college kennelijk ook want dat is het verwerende bestuursorgaan in deze kwestie(s).
Hiermee wordt weer erg veel waarde gehecht aan het “berusten bij”. Bovendien op een wijze die bijzonder mag worden genoemd. Door aan te haken bij de ambtenaren lijkt de Raad van State hen vooral te zien als adviseur van het college van B&W (of GS). Strikt genomen zijn de ambtenaren natuurlijk niet in dienst bij die organen, maar bij de gemeente of provincie. De enkele betrokkenheid van hen maakt in zoverre dus niet dat dus al sprake is van een bestuurlijke aangelegenheid.
Zou het dus uitmaken dat die ambtenaren geen griffie-medewerkers zijn. Dat onderscheid lijkt de Woo immers wel van belang als we kijken naar artikel 5.4a Woo. Want de wetgever vindt de ambtelijke bijstand door de ambtenaren die werkzaam zijn bij de griffie van PS en de gemeenteraad zodanig dat de informatie in dat kader absoluut moet worden beschermd. Zie over het vreemde tweede lid (informatie voor Kamerleden wordt nog ruimhartiger geheimgehouden (de Rutte-doctrine-omgekeerd), zie paragraaf.3.3.3 in dit artikel). Ambtelijke ondersteuning door anderen valt hier ogenschijnlijk niet onder.
Deze uitspraak heeft mogelijk de nodige gevolgen. Zo zal de volksvertegenwoordiger terughoudender zijn om te vragen om ambtelijke bijstand, anders dan door de griffie (zie ook heironder). Dat zal de inhoudelijke inbreng niet altijd ten goede komen. Misschien dat ook het aantal vacatures voor griffie-medewerkers zal toenemen.
Dus openbaar?
Hoe dat ook zij, men heeft te accepteren dat de informatie betreffende de ondersteuning van volksvertegenwoordigers is op te vragen via de Woo. Ter geruststelling zij opgemerkt dat de informatie daarmee natuurlijk nog niet openbaar is. Voor ondersteuning vanuit de griffie geldt zoals al opgemerkt de absolute bescherming van artikel 5.4a Woo. Een bescherming die nog verder reikt bij de ondersteuning van Kamerleden.
Buiten dat laten deze uitspraken zien dat de Raad van State ook voor informatie in het kader van ondersteuning door anderen de nodige bescherming acceptabel c.q. wenselijk acht. Openbaarmaking van de concept-motie, concept-amendementen of formatiedocumenten leidt tot onevenredig nadeel. Nadeel voor het betreffende raadslid of de betreffende raadspartij en de deelnemende partijen aan de formatieonderhandeling. Raadsleden zullen immers – zie de vrees hiervoor al geuit – terughoudender worden in het vragen om ambtelijke bijstand. Ook wat betreft de formatiedocumenten zal openbaarmaking partijen en personen terughoudender maken in wat zij met elkaar willen delen en op welke manier zij dit doen.
Onder de Woo zal men hierbij vooral een beroep moeten doen op “het goed functioneren van de overheid” (artikel 5.1, lid 2, onder i).
Misbruik?
Overigens bracht de gemeente nog in stelling dat mogelijk sprake is van misbruik. De Raad van State acht, mede vanwege de door het college gestelde in een schriftelijke uiteenzetting, dat er belangrijke aanwijzingen zijn die op misbruik van recht kunnen duiden. Voor een oordeel acht de Raad van State alleen van belang dat de betrokkene in persoon wordt gehoord. Nu men was vergeten de betrokkene op te roepen, houdt het voor de Raad van State kennelijk op. Zo overtuigend was het dossier wat betreft de misbruik-aspecten dus kennelijk (nog) niet.