Niet expliciet wordt omgegaan, maar de uitspraak is wel diametraal anders dan de uitspraak van dezelfde Raad van State van 17 maart 2021 (zie update). Die noemde ik al merkwaardig (in deze recente update). Zo oordeelt de Raad van State op 18 januari 2023 nu dus – wat impliciet – ook. Kort en goed, een handtekening is gewoon onderdeel van de bestuurlijke aangelegenheid (of, onder de Woo, hangt die samen met de publieke taak) en dus kan het alleen geheim blijven met een beroep op een weigeringsgrond. Die vinden we in artikel 5.1, lid 2, onder e: de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Dit vanwege het risico op identiteitsfraude. Dat is dan voor nu (even) duidelijk. Dit geldt ook voor de handtekening van de daartoe bij mandaat bevoegd gemaakte persoon.
Ook wordt duidelijk dat een buitengewoon opsporingsambtenaar niet naar de aard van zijn functie in de openbaarheid treedt.