Twee keer hetzelfde vragen (een herhaald verzoek) kan alleen als sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden (artikel 4:6 Awb). In een specifieke kwestie stelt de appellant dat het Rijk in de tussentijd expliciet afstand heeft genomen van iets dat bekend is geworden als de Ruttedoctrine (iets dat niet altijd in besluitvorming bleek overigens, zie deze update). Kort en goed betekende dit dat minder snel een beroep zou worden gedaan op de bescherming van de persoonlijke beleidsopvattingen (artikel 11 Wob, nu artikel 5.2 Woo).
In deze uitspraak van de Raad van State wordt duidelijk dat die ommekeer geen nieuw feit of nieuwe omstandigheid oplevert. De reden voor dit oordeel wordt gezonden in de datum van het verzoek – ruim voor de nieuwe lijn van het Rijk – dat het besluit ook overigens niet evident onredelijk is. Van belang is dus hierbij dat het nieuwe feit of de nieuwe omstandigheid kennelijk al op het moment van de aanvraag aanwezig moet zijn.
Misschien dat het gewijzigde recht (met de verandering van de bescherming van persoonlijke beleidsopvattingen met artikel 5.2 Woo) appellant in dit kader meer zou helpen.