In een eerdere update werd de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland besproken (zie update). Ik merkte al op dat de uitspraak wat vreemd was, zowel van gemeentezijde (want men beriep zich enkel op artikel 11 van de Wob) als van de zijde van de rechtbank (want die pakte niet door naar de bijzondere regeling van de Gemeentewet) waar het ging om notulen van een besloten raadsvergadering.
Inmiddels heeft de Raad van State uitspraak gedaan. De Raad van State oordeelt terecht – waar ik mee afsloot in de update – dat artikel 23, lid 4, van de Gemeentewet een bijzondere regeling geeft die maakt dat de notulen niet openbaar zijn en dat de raad daar iets in te doen heeft!
Ik stelde het eerder zo: “Een simpele verwijzing naar artikel 23 Gemeentewet (mits besluitvorming van de raad ook daadwerkelijk heeft plaatsgevonden) – en zelfs een doorverwijzing naar de gemeenteraad wellicht! – had zo mogelijk voldoende kunnen zijn (zie voor een dergelijke weg deze uitspraak van de rechtbank ‘s-Hertogenbosch). Misschien had de rechtbank ook zelf kunnen doorpakken door te kijken naar die bijzondere regeling (uit lid 4 volgt namelijk dat van een besloten vergadering een afzonderlijk verslag wordt opgemaakt en dat dit niet openbaar is tenzij de raad beslist het openbaar te maken).”
De Raad van State stelt dat de rechtbank ten onrechte aan de Wob heeft getoetst. Het verzoek moest worden aangemerkt als een verzoek tot aan de raad tot openbaar maken en dus had een en ander doorgezonden moeten worden. Anders dan voorheen meent de Raad van State wel dat de raad nog een keuze heeft te maken (en dus niet simpelweg kan afwijzen onder verwijzing naar de regeling in de Gemeentewet).
Vervolgens gaat het wat het college betreft nog om een concept van een rapport en of de – met wijzigingen zichtbaar – afwijkingen ten opzichte van een openbaar rapport geweigerd mochten worden met een beroep op artikel 11 van de Wob. Dat acht de Raad van State in dit geval wel aan de orde.