Nieuw in Woo-verband is dat meer van het intern beraad openbaar gemaakt moet worden. De Rechtbank Geldeland geeft een eerste indruk van de wijze waarop artikel 5.2 - met name het derde lid - moet worden uitgelegd. Dat doet de rechtbank met deze uitspraak (11 januari 2024, ECLI:NL:RBGEL:2024:93).
Intern beraad, persoonlijke beleidsopvatting
Artikel 5.2 Woo beschermd het intern beraad. Ambtenaren moeten vrijelijk kunnen adviseren en dus zijn hun persoonlijke beleidsopvattingen beschermd. Toch is er de bevoegdheid tot geanonimiseerd openbaar maken ervan (lid 2). Een bevoegdheid die – ingegeven door Ongekend Onrecht – via een amendement een verplichting is geworden voor Rijk, provincies en gemeenten (na via de Verzamelwet BZK straks ook voor waterschappen).
Formele bestuurlijk besluitvorming
Zie al een eerder bericht over de onduidelijkheden die dit amendement met zich brengt. Niet bestuursorganen worden genoemd én het begrip ‘formele bestuurlijke besluitvorming’ is een nieuw fenomeen. Rechtsonzekerheid troef en dus voer voor discussie hoe ruim of beperkt deze verplichting van artikel 5.2 lid 3 Woo nu moet worden gezien.
De Rechtbank Gelderland gaat voor de ruime interpretatie in die zin dat nu het memo is voorgelegd aan de wethouder dit derde lid moet worden toegepast. Mogelijk daartoe aangespoord door het integraal niet openbaar maken van het gewraakte document, een memo voor de wethouder over een bestemmingsplan. De memo is opgesteld in het traject van het ontwerpbestemmingsplan waarbij bestuurlijke keuzes worden gemaakt. De memo vraagt op bepaalde onderdelen ook om een bestuurlijke keuze van de wethouder of het college. Het maken van deze bestuurlijke keuze vloeit voort uit de publieke taak van de wethouder of het college. En daarmee is het dus een stuk van intern beraad ten behoeve van formele bestuurlijke besluitvorming.
De poging om gebruik te maken van de escape in lid 3 om toch af te zien van openbaarmaking – wegens schade aan het intern beraad – redt het ook niet. Daarbij zal niet geholpen hebben dat de wethouder op de zitting heeft bevestigd dat hij heeft gezegd dat er niks bijzonders in de memo staat. Bovendien heeft de auteur van de memo aangegeven zich niet belemmerd te voelen ook in de toekomst zijn visie te geven in de vorm van een dergelijke memo.