De Rechtbank Oost-Brabant volgt daarbij niet de lijn van de Belastingdienst met deze recente uitspraak (19 februari 2024, ECLI:NL:RBOBR:2024:574).
Het kader van 5.5 Woo
Artikel 5.5 Woo geeft een extra mogelijkheid om informatie te verkrijgen. Het leidt dan niet tot openbaarheid voor eenieder, maar louter een recht op inzage voor de verzoeker zelf. De wet spreekt van het verlenen van deze toegang op verzoek waar het gaat om “de op de verzoeker betrekking hebbende in documenten neergelegde informatie”. De Rechtbank Den Haag maakte recent al duidelijk dat het dan gaat om informatie waarbij bestuursorganen bij de uitvoering van hun taak een dossier over de verzoeker hebben aangelegd óf een dossier over een aangelegenheid waarbij de verzoeker betrokken is geraakt.
67 Awr uitputtend toegangsregime?
Zoals met meer nieuwe elementen uit de Woo, geeft ook artikel 5.5 Woo de nodige hoofdbrekens. Zo ook voor de Belastingdienst die zich gesteld zag voor de vraag of iemand zijn fiscale dossier ook kon opvragen via artikel 5.5 Woo terwijl artikel 67 Awr al jaar en dag een bijzondere regeling geeft die voorging op de Wob (zie update) en voorgaat op de Woo (zie bijlage bij de Woo). Dit ging dan alleen wel om openbaarheid voor een ieder. Bij 5.5 Woo gaat het om verstrekking aan een individu.
De Belastingdienst was er in een standpunt van de Kennisgroep formeel recht duidelijk over. Een 5.5 Woo-verzoek stuit af op artikel 67 Awr. Want 67 Awr geeft niet alleen een uitputtend openbaarheidsregime, maar ook een uitputtend verstrekkingsregime. Geen toegang dus via die weg. Men kreeg bijval van de Landsadvocaat.
Waarom kwam deze vraag op? Nou, de wetgever maakte met de toelichting bij de Woo een andere keuze. In de toelichting wordt opgemerkt dat bij een uitputtend bedoeld openbaarheidsregime, zoals artikel 67 van de Awr of artikel 74 van de Wet structuur uitvoeringsorganisatie werk en inkomen, geen grond bestaat ook artikel 5.5. van de Woo uit te sluiten.
De Rechtbank Oost-Brabant hecht veel waarde aan de toelichting van de wetgever en dienst uitdrukkelijke standpunt dat 67 Awr zich niet tegen de toepassing van artikel 5.5. van de Woo verzet omdat artikel 67 van de Awr weliswaar een uitputtend openbaarheidsregime betreft, maar geen uitputtend verstrekkingsregime. De rechtbank deelt niet het standpunt van de Belastingdienst dat 67 Awr óók een uitputtend verstrekkingsregime zou bevatten, ondanks ook het genoemde standpunt van de Kennisgroep. Belangrijk voor dit oordeel is dat artikel 67 van de Awr niet uitputtend regelt onder welke voorwaarden informatie wel en niet wordt verstrekt. Er volgt slechts uit dat de informatie geheim is tenzij sprake is van een van de in artikel 67 van de Awr genoemde uitzonderingen. Een uitzondering (genoemd in artikel 67, tweede lid, onder a, van de Awr) regelt dat de geheimhoudingsplicht niet geldt indien enig wettelijk voorschrift tot bekendmaking verplicht. Daar is dan ook de opening gelegen voor andere regels, zoals artikel 5.5 Woo. Juist ook een uitlating van de staatssecretaris tijdens de behandeling van de wijziging van de Awr speelt een belangrijke rol voor de rechtbank, nu daarin ligt besloten dat ook de staatssecretaris erkent dat de geheimhoudingsplicht terzijde wordt geschoven als iemand het recht heeft op inzage.
Buiten de argumenten van de Kennisgroep en de Landsadvocaat is hierbij natuurlijk wel relevant dat artikel 5.5 Woo niet onverkort verplicht tot verstrekken. De bevoegdheid wordt afhankelijk gesteld van de belangen zoals genoemd in artikel 5.1 en 5.2 Woo.
Is het wel een 5.5 Woo-verzoek?
Interessant is overigens nog dat eisers stellen dat ze openbaarheid voor een ieder hebben beoogd. De snelle afslag naar een 5.5 Woo-verzoek wekt in zoverre dan ook verbazing. Door de discussie ter zitting wordt ervoor gekozen om nog altijd primair te opteren voor openbaarmaking voor eenieder en desnoods – deels – een 5.5 Woo-verzoek. Maar dat dit nooit de bedoeling vooraf is geweest, blijkt uit de verzoeken en vooral het tijdstip van indienen – nog voor de inwerkingtreding van de Woo. Toen bestond de 5.5 Woo-optie dus nog geeneens!
De casus laat dus ook nog maar eens mooi zien dat snel contact bij aanvang, om duidelijkheid te krijgen over de grondslag van het verzoek van groot belang is. Helemaal met de verschillende opties van de Woo zodat we verschillende ‘soorten verzoekers’ kunnen onderscheiden binnen de Woo (zie ook hierover al dit artikel in een themanummer van de Gemeentestem over privacy).
Ook overigens interessant
Zoals in veel gevallen is ook in deze kwestie overigens de zoekslag een punt van discussie. Ook hierbij was de Belastingdienst wat gehaast te werk gegaan en had men het verzoek beperkt tot het fiscaal dossier bij de belastinginspecteur. Dat was niet de strekking van het verzoek, te meer nu de Belastingdienst ten aanzien van eisers had samengewerkt in de vorm van het RIEC, een samenwerkingsverband van verschillende overheidsinstanties, zoals onder meer en hier relevant: de Belastingdienst, de NVWA, de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD).
Gelet daarop valt ook onder de reikwijdte van het verzoek de informatie die is verstrekt aan individuen van de Belastingdienst door de NVWA, e-mails van en naar de medewerker van de Belastingdienst van en naar het RIEC of deelnemers daarvan. Duidelijk moet worden hoe binnen de Belastingdienst is gezocht naar de door eisers gevraagde informatie.
Merk op dat de doorzendplicht van artikel 4.2, eerste lid, Woo niet ter sprake komt. Ook niet het vraagstuk in hoeverre stukken die in RIEC-verband beschikbaar zijn niet ook gelet daarop al ‘berusten onder’ de Belastingdienst.