Het document begrip van de Woo (artikel 2.1) maakt dat als de verzoeker vraagt om alle documenten, er ook wel degelijk documenten onder kunnen vallen. Dit thema is al meermaals aangestipt op deze site (zie de column op Binnenlands Bestuur in maart, deze annotatie, deze bespreking van een eerdere uitspraak van de rechtbank Den Haag en berichten over uitspraken van de Raad van State (1 en 2)).
In lijn met die laatste uitspraak van de Raad van State oordeelt de rechtbank Den Haag ook nu weer dat de inhoud van het verzoek de reikwijdte van de opdracht aan het bestuursorgaan bepaalt. Als verzoeker ‘alle relevante stukken’ vraagt dan kan men niet volstaan met een enkele toepassing van de gedragslijn dat alleen definitieve versies openbaar worden gemaakt. De concepten kunnen immers juist relevant zijn.
De rechtbank merkt wel op dat voornoemde gedragslijn soms is toegestaan. Ook oordeelt de rechtbank dat een bestuursorgaan niet altijd gehouden is alle conceptversies openbaar te maken. Deze overweging kan behulpzaam zijn voor bestuursorganen om soms tot een werkbaar proces te komen. Maar pas op, de inhoud van het verzoek of afspraken met de verzoeker bepalen of die ruimte bestaat. Valt alles aan documenten eronder dan kan een concept alleen aan de openbaarheid worden onthouden als de afwijkingen ten opzichte van een definitief en openbaar (gemaakt) document zijn aan te merken als persoonlijke beleidsopvattingen. En laat dat begrip nu aardig zijn ingeperkt onder de Woo (zie artikel 5.2).