In dit geval stelt de gemeente en ook de rechtbank (zie uitspraak) dat geen sprake was van een Wob-verzoek. Er zou geen wens zijn tot openbaarmaking voor eenieder. Dit laatste zou blijken uit de brief en het overige dat is gesteld. Bovendien is de Wob niet genoemd als grondslag voor het informatieverzoek. Zodoende voelt de rechtbank zich comfortabel genoeg, in navolging van de preciseringsuitspraak van de Raad van State (zie annotatie), de gemeente te volgen in de stelling dat geen sprake was van een Wob-verzoek zodat het bezwaar niet-ontvankelijk kon worden verklaard. Het beroep is dus ongegrond.
Wet open overheid
Ook onder de Woo kennen we het met artikel 3 Wob vergelijkbare artikel 4.1 Woo waarin een omschrijving van het reguliere Woo-verzoek is opgenomen. Er is weinig aanleiding te veronderstellen dat de preciseringsuitspraak ook relevant is bij het interpreteren van verzoeken om informatie vanaf 1 mei 2022. Toch een kleine slag om de arm. De Woo kent bijvoorbeeld de bijzondere inzageverzoeken. Vooral artikel 5.5 Woo geeft natuurlijk een ingang voor verzoekers die juist ook een verzoek lijken te doen die een op een valt onder de eerste, door de Raad van State, genoemde uitzondering op de hoofdregel dat de Wob noemen al maakt dat sprake is van een Wob-verzoek. Het gaat dan om het verzoek om het eigen dossier.