Dat moet, volgende de wet, bij de eerstvolgende raadsvergadering (artikel 25, derde lid, Gemeentewet). Wat die eerstvolgende raadsvergadering is, kan dan een punt van discussie zijn om vast te stellen of de geheimhouding wel rust op het document (want is wel sprake van een tijdige bekrachtiging?).
De Raad van State legt een en ander in deze uitspraak uit. Ze volgt de lijn van de Rechtbank Noord-Holland in deze kwestie (zie deze update). De geheimhouding door het college was opgelegd op 9 april 2019. De raad bekrachtigde die geheimhouding op 7 mei 2019. Stelling van appellanten was dat dit eerder, bij een raadsvergadering op 9 april 2019, had moeten plaatsvinden. Nee, zegt de Raad van State. Bepalend is het tijdstip van het overleggen van de stukken aan de raad. Dat gebeurde op 11 april 2019 en dus was de vergadering van 7 mei 2019 de eerstvolgende.