Het opleggen van geheimhouding op stukken in een procedure via 8:29 Awb is regelmatig onderwerp van een blog of een update. In de overzichtsuitspraak van de Raad van State (zie update en annotatie) is duidelijk gemaakt dat geheimhouding aan de orde is bij de Wob-stukken die onderwerp van geschil zijn (zie bijvoorbeeld deze update). Ook kan sprake zijn van gewichtige redenen (en dus gerechtvaardigde geheimhouding) bij processtukken over de Wob-stukken (bijvoorbeeld een eerdere zienswijze van de derde-belanghebbende).
Dit is, zo laat een recente 8:29 beslissing van de Raad van State goed zien, geen vanzelfsprekendheid. Hoewel in een processtuk wel wordt ingegaan op de Wob-stukken en waarom de minister wel of niet meegaat in de gedachte van de derde-belanghebbende, is dit zodanig kort en in algemene bewoordingen, dat de Raad van State in dit geval niet inziet dat de Wob-verzoeker inzicht zou krijgen in de informatie die onder het Wob-verzoek valt (en dus nog onderwerp van geschil is). Hierbij speelt ook een rol dat deze informatie, in iets andere vorm, ook al onderdeel uitmaakte van het Wob-besluit.
Kennelijk is de oorspronkelijke Wob-verzoeker ook nog partij in hoger beroep. Was dit niet het geval, dan was het verzoek om beperkte kennisneming sowieso al afgewezen (zie over deze situatie deze update).