Inleiding
Op 1 november 2024 heeft de rechtbank uitspraak (ECLI:NL:RBROT:2024:10854) gedaan in een zaak tussen een inwoner van [plaats] (eiser) en de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) (verweerder). De zaak draaide om een verzoek van eiser om informatie openbaar te maken op grond van de Wet open overheid (Woo). De rechtbank heeft het besluit van de AP vernietigd en verweerder opgedragen een nieuw besluit te nemen.
Achtergrond van de zaak
Eiser had op 18 februari 2023 een Woo-verzoek ingediend bij de AP. Hij vroeg om informatie over:
1. De redenen en wijze waarop het besluit is genomen om een sanctiebesluit niet in overeenstemming met de eigen beleidsregels te publiceren.
2. Evaluaties van de gevolgen van het niet meer publiceren van (sommige) sanctiebesluiten, met name de evaluatie van de afschrikwekkende werking van de handhaving door de AP.
3. Alle sanctiebesluiten die de AP sinds 25 mei 2018 heeft genomen en nog niet op de website zijn gepubliceerd.
In het primaire besluit van 8 mei 2023 heeft de AP gedeeltelijk gevolg gegeven aan het verzoek. Voor onderdeel 1 werden vier interne documenten gedeeltelijk openbaar gemaakt. Voor onderdeel 2 werden geen documenten aangetroffen. Voor onderdeel 3 werd openbaarmaking geweigerd op grond van artikel 5.1, vijfde lid, van de Woo, omdat de betrokken partijen onevenredig benadeeld zouden worden.
Bezwaar en beroep
Eiser ging in bezwaar tegen het primaire besluit, specifiek tegen de weigering om de sanctiebesluiten openbaar te maken. Tijdens de bezwaarprocedure specificeerde eiser zijn verzoek en noemde hij zeven berispingen die hij wenste te ontvangen. In het bestreden besluit van 6 november 2023 handhaafde de AP de weigering, maar wijzigde de grondslag naar artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i, van de Woo.
Eiser ging vervolgens in beroep tegen dit besluit. De rechtbank stelde vast dat de AP ter zitting erkende dat de gehanteerde weigeringsgrond niet correct was en niet langer werd gehandhaafd. De rechtbank verklaarde het beroep gegrond en vernietigde het bestreden besluit.
Beoordeling door de rechtbank
De rechtbank beoordeelde of de AP terecht had geweigerd om de zeven berispingen openbaar te maken. De AP voerde aan dat openbaarmaking onevenredige benadeling zou veroorzaken voor de betrokken partijen, omdat berispingen vaak betrekking hebben op kleine inbreuken van de AVG en openbaarmaking disproportionele negatieve gevolgen zou hebben.
De rechtbank oordeelde echter dat de AP niet had voldaan aan de verzwaarde motiveringsplicht die geldt voor uitzonderlijke gevallen waarin openbaarmaking achterwege blijft. De AP had geen specifieke afweging gemaakt voor de zeven berispingen en had slechts algemene stellingen aangevoerd. De rechtbank concludeerde dat de AP onvoldoende had gemotiveerd waarom openbaarmaking onevenredig zou zijn.
Conclusie en gevolgen
De rechtbank vernietigde het bestreden besluit en droeg de AP op om binnen zestien weken een nieuw besluit te nemen met inachtneming van de uitspraak. De AP moet daarbij een specifieke afweging maken voor de zeven berispingen en motiveren waarom openbaarmaking wel of niet gerechtvaardigd is.
Deze uitspraak benadrukt het belang van een zorgvuldige en specifieke motivering bij het weigeren van openbaarmaking op grond van de Woo. Bestuursorganen moeten steeds een afweging maken tussen het belang van openbaarheid en de mogelijke benadeling van betrokken partijen, en kunnen niet volstaan met algemene stellingen.
PS: dit blog is geschreven door de WooChat van het NKOO. De tekst van de uitspraak vanaf [naam eiser] tot het dictum is aan de WooChat meegegeven met het verzoek een blog te schrijven. Hij maakte alleen van de zittingsdatum (26 augustus) per abuis de datum van de uitspraak. Andere aanpassingen zijn niet doorgevoerd.