Over de toepassing van het onder geheimhouding inbrengen van documenten deed de Raad van State enige tijd terug een mooie overzichtsuitspraak (zie de uitspraak van 10 juni 2020 (ECLI:NL:RVS:2020:1367) mét annotatie). De basis hiervoor ligt in artikel 8:29 van de Algemene wet bestuursrecht. Dit vormt ook het kader op grond waarvan een partij kan voorstellen om anoniem te procederen.
Een verzoek hiertoe kan niet gehonoreerd worden - want is volstrekt niet logisch - als alle partijen de identiteit van de betrokkene kennen. Zo maakt de rechtbank Zeeland-West-Brabant in deze uitspraak van 31 oktober 2024 (ECLI:NL:RBZWB:2024:7437) nog eens duidelijk.
Deze conclusie kan ook worden getrokken als men een beroep op 8:29 Awb doet voor een document waarin informatie is opgenomen die alle (overgebleven) procespartijen al kennen (zie deze uitspraak van 20 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1241
die ook in de annotatie wordt genoemd). Dat is natuurlijk weer anders als de informatie in zo'n stuk nog niet voor iedereen bekend is, en de geheimhouding van die informatie juist nog ter discussie staat (zie daarover dit bericht).