Met de komst van de Woo per 1 mei 2022 kennen we ook een heuse concrete antimisbruikbepaling, opgenomen in artikel 4.6 Woo. De rechtspraak hierover moest even op gang komen. Met een uitspraak van de Raad van State van 13 november 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:4594) is voorzien in een eerste uitspraak van de hoogste bestuursrechter (zie over de eerste aanleg uitspraak dit bericht). Het betrof een uitspraak over besluitvorming door de Nationale Ombudsman. Een organisatie die met de komst van de Woo ook te 'Woo-en' is.
Relevante onderdelen uit het dossier
Artikel 4.6 geeft de basis voor het buiten behandeling stellen van een Woo-verzoek. Volgens de Raad van State heeft de rechtbank in eerste aanleg terecht geoordeeld dat de Nationale Ombudsman dit mocht doen.
De Raad van State acht aannemelijk dat verzoeker het door de ombudsman beschreven gedrag vertoonde. Dit is ook niet weersproken door verzoeker. Uit dat gedrag blijkt dat verzoeker kennelijk niet het doel heeft (gehad) om publieke informatie te verkrijgen, maar om de afhandeling van de door hem ingediende Woo-verzoeken te bemoeilijken en zo een onevenredig beslag te leggen op de organisatie van de ombudsman. De eventuele beweegredenen - rancune of anderszins - doen er volgens de Raad van State niet toe. De feiten zijn al voldoende.
Wat die feiten zijn volgt uit een eerdere rechtsoverweging in de uitspraak. Verzoeker vertoonde manipulatief en juridiserend gedrag en bejegende medewerkers van de ombudsman op onheuse wijze. Dit kwam ondere andere tot uitdrukking, ook al voor de Woo, in het voor hemzelf of anderen optreden jegens de ombudsman. Daarbij relevant waren acties als:
- het zijn zin proberen te krijgen door te dreigen met het doen van aangifte en het publiceren van persoonsgegevens van medewerkers van de ombudsman op de website van Stichting de Verbeelding en sociale media,
- het ook uitvoeren van deze dreigementen soms,
- het bij het indienen van Woo-verzoeken relevante informatie achterhouden,
- Woo-verzoeken indienen om druk uit te oefenen,
- zich laatdunkend uitlaten over medewerkers van de ombudsman, en
- de zekerheid dat een Woo-verzoek altijd leidt tot nieuwe correspondentie en juridische stappen.
Relevant is ook, dat kennen we ook van eerdere misbruik-rechtspraak, dat deze persoon verantwoordelijk is voor een groot gedeelte van het totale aantal bij de ombudsman ingediende Woo-verzoeken zodat hij daarmee een onevenredige belasting op de organisatie legt.
Procesrechtelijke bijzonderheid
Toch is het hoger beroep gegrond. Reden hiervoor is dat het misbruik niet is aangenomen voor het instellen van beroep. Dan zou niet-ontvankelijkheid immers het gevolg zijn. Nu was evenwel het begroep ongegrond vanwege het overeind blijven van de beslissing op bezwaar waarmee de misbruik op grond van artikel 4.6 Woo werd aangenomen. Dit is voer voor de bestuursprocesrechtelijke onder ons...
Gemachtigde weigeren
Ook een bekend fenomeen bij misbruik was de mogelijkheid (op grond van artikel 2:2 Awb) om een gemachtigde te weigeren. Ook hiertoe was de ombudsman overgegaan. In een andere uitspraak op 13 november 2024 (ECLI:NL:RVS:2024:4595) oordeelt de Raad van State hier over.
Langs de contouren waarmee misbruik wordt beoordeeld, wordt ook bezien of een gemachtigde kan worden geweigerd. Nu het misbruik is aangenomen in de hierboven beschreven uitspraak én misbruik van recht in dit geval een structureel karakter heeft, mocht de gemachtigde enige tijd worden geweigerd.
Deze weigering kon ook worden verlengd omdat het gedrag in de tussentijd niet was gewijzigd. Zelfs ook niet in het contact met de ombudsman, de rechtbank én de Afdeling.