De bijzondere ingang tot informatie, zoals geregeld in artikel 5.5 Woo, blijven in de praktijk tot vraagstukken leiden. Over de reikwijdte van de bepaling en de verhouding tot de AVG. Een uitspraak van begin 2025 geeft aanleiding tot dit blog.
Artikel 5.5 van de Woo, hoe zat het ook alweer?
Op basis van artikel 5.5 van de Woo is het mogelijk om informatie over jezelf (of de rechtspersoon) op te vragen, zonder dat het meteen openbaar wordt voor eenieder. Het moet dan wel gaan om een door de overheid aangelegd dossier over jezelf of die rechtspersoon of informatie over jezelf of die rechtspersoon die terugkomt in een dossier over een andere aangelegenheid (zie daarover dit eerdere bericht). Verder moet de verzoeker bij zijn verzoek de aangelegenheid of het daarop betrekking hebbende document waarover hij informatie (over zichzelf) wenst vermelden. Zie daarvoor nog deze blog waarbij onder andere de uitspraak van de rechtbank Overijssel van 12 augustus 2024 (ECLI:NL:RBOVE:2024:4281) is besproken.
Maar let op het vangnet; het onverminderd het elders bij wet bepaald
Verder volgt uit de wetsgeschiedenis van artikel 5.5 van de Woo dat dit artikel bedoeld is als vangnetbepaling.
Hierbij is dus van belang dat bij een verzoek op basis van artikel 5.5 van de Woo eerst moet worden getoetst of er sprake is van een “onverminderd het elders bij wet bepaald” situatie. Dit betekent dat eerst moet worden beoordeeld of er sprake is van een andere regeling voor de “op een verzoeker betrekking hebbende gegevens”. Zo ja, dan heeft deze regeling voorrang. Zie hiervoor ook eerder deze blog, waarbij de uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 24 mei 2024 (ECLI:NL:RBAMS:2024:3112) is besproken. De rechtbank Amsterdam had toen ook geoordeeld dat artikel 5.5 van de Woo geen optie is als andere regelingen, zoals de Wpg en AVG, toegang geven tot documenten. Uit de wetsgeschiedenis van artikel 5.5 Woo volgt namelijk dat de AVG (en de Wpg) de openbaarheid van informatie en de individuele verstrekking al uitputtend regelt. In voorkomend geval is er dan geen plaats meer voor artikel 5.5 van de Woo. Artikel 5.5. van de Woo is daarnaast ook niet bedoeld om toch documenten verstrekt te krijgen die een verzoeker anders ook niet in handen krijgt.
Maar wat als je dan een ‘normaal’ openbaar-voor-een-ieder Woo-verzoek indient en geen 5.5 Woo?
In dat kader is deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Nederland van 7 januari 2025 (ECLI:NL:RBNNE:2025:187) interessant. Hierbij heeft de rechtbank bepaald dat het verzoek op grond van de Woo terecht is afgewezen omdat de weg van een AVG-inzageverzoek moest worden gevolgd voor de door verzoeker gevraagde informatie. Verzoeker (vader) had een Woo-verzoek ingediend omdat hij documenten wilde verkrijgen die betrekking hadden op zijn zoon, waaronder stukken over hemzelf en informatie over jeugdzorg en de hulpverlening. Eerder deed verzoeker al een AVG- inzageverzoek over deze informatie. Maar omdat dit AVG-inzageverzoek werd afgewezen, mede omdat zijn zoon daarvoor geen toestemming heeft gegeven, deed verzoeker een regulier Woo verzoek op grond van artikel 4.1 van de Woo. Een Woo-verzoek met de bedoeling de informatie openbaar voor eenieder te laten zijn. Verzoeker meende zo alsnog over de door hem gevraagde informatie te kunnen beschikken.
Preciseringsuitspraak toegepast
De rechtbank geeft enerzijds aan dat volgens vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State de lijn is: ‘Woo noemen = een Woo verzoek’. En dat dit alleen anders is indien i) uit de aard van het verzoek, ii) uit de inhoud van het verzoek of iii) uit uitlatingen van de verzoeker, blijkt dat de verzoeker geen Woo-verzoek heeft beoogd in te dienen (zie uitgebreid de annotatie bij de uitspraak van de Raad van State in dat verband, ABRvS 20 mei 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1268). Bij uitzondering i) kan worden gedacht aan het geval dat iemand inzage in zijn dossier of in zijn persoonsgegevens vraagt. In dat geval is het verzoek aan te merken als een verzoek om inzage als bedoeld in de AVG of een andere wettelijke regeling waarin een recht op inzage is opgenomen.
Het college gaf aan dat het verzoek volledig in de privésfeer ligt en het voldoen aan het Woo-verzoek zou betekenen dat (gevoelige) persoonsgegevens van zowel verzoeker, als zijn zoon, openbaar moet worden gemaakt voor eenieder. Daarnaast was het AVG-inzageverzoek van verzoeker over deze informatie al afgewezen en om dan via deze weg de informatie alsnog verkrijgen kon de bedoeling niet zijn. Het verzoek is volgens het college niet aan te merken als een Woo-verzoek, maar een (herhaald) AVG-verzoek.
De rechtbank volgt het college en merkt het verzoek aan als een herhaald AVG-inzageverzoek. Overigens oordeelde de rechtbank ook meteen dat de afwijzing van het AVG-verzoek, waar geen bezwaar of beroep tegen was ingesteld, terecht was geweest. Overeenkomstig artikel 8, eerste lid, van de AVG en artikel 5, eerste lid, van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, kon de zoon zelf beslissen of zijn dossier aan verzoeker (zijn vader) kon worden toegestuurd. De toestemming van de zoon was weldegelijk van belang en expliciet niet verkregen.
Echt niet meer?
Zou er nog iets aan informatie zijn overgebleven bij een artikel 5.5 van de Woo? Die vraag laat de rechtbank geheel links liggen. Dat dat ook maar discutabel is, omdat er al behoorlijk wat onder een persoonsgegeven valt konden we lezen in deze blog over de uitspraak van rechtbank Oost-Brabant van 21 juni 2024 (ECLI:NL:RBOBR:2024:2623) met de dorre boom als persoonsgegeven. Maar wel een interessante gedachte. Mocht je denken hier wil ik meer over weten of over doorpraten! Kijk dan hier eens hier voor de super interessante trainingen van het NKOO. De eerstvolgende training is op 4 februari 2025 EHBO Woo of als je iets meer tijd nodig hebt om het in te plannen, kom dan naar de Normale Woo-verzoeken (4.1 Woo) of bijzondere verzoeken (5.5-5.7 Woo) op 26 juni 2025! Daar gaan we nadrukkelijk op deze vraagstukken in.