Een lastig punt bij de toepassing van de Woo is o.a. de vraag wat van een volksvertegenwoordiger (Kamerlid, Statenlid, Raadslid, AB-lid) is te Woo-en. De Rechtbank Midden-Nederland (11 april 2025, ECLI:NL:RBMNE:2025:2789) komt met een interpretatie van de wet die logisch is en lijkt, maar wel op gespannen voet staat met een kwestie waarover de Raad van State moest oordelen.
Wat vraagt verzoeker?
Eerst moet nog worden bezien hoe ruim of beperkt het verzoek van eiser in deze kwestie is. Dat vraagt in de regel secuur lezen van het verzoek. In dit geval slaagt eiser er niet in om het verzoek ruimer te maken dan het bestuursorgaan heeft opgevat. Het Woo-verzoek beperkt zich naar oordeel van de rechtbank tot de reacties van fractievoorzitters gericht aan het Jachthuis rondom het Soester Hoogt.
Gelet op die aangelegenheid is het bijzonder te noemen dat de uitspraak is geanonimiseerd.
Wat vraagt de Woo?
Vervolgens ligt een belangrijkere vraag voor: ziet de Woo wel op deze informatie? De rechtbank meent dat de gevraagde documenten niet onder reikwijdte van de Woo vallen. Daarbij wijst de rechtbank op artikel 2.2, eerste lid, aanhef en onder a, van de Woo, waarin is bepaald dat de wet van toepassing is op bestuursorganen en dus de gemeenteraad, maar dat dit niet maakt dat ook documenten die berusten bij individuele gemeenteraadsleden en hun fracties onder de Woo vallen.
Dit wordt benadrukt in de geconsolideerde artikelsgewijze toelichting bij de Woo van 22 oktober 2021 (Kamerstukken I, 2021-2022, 33 328, nr. AB, p. 46). Dat documenten die bij gemeenteraadsleden berusten niet onder de Woo vallen, is herhaald in de toelichting bij artikel 5.4a van de Woo, dat gaat over de ondersteuning van Kamerleden, statenleden en raadsleden:
“Voor wat betreft de informatie die berust bij individuele leden van vertegenwoordigende organen of bij verbanden van leden (fracties) is de toepassing van dit artikel niet nodig, aangezien de individuele leden en fracties niet onder de reikwijdte van de Woo vallen. In dat verband wordt verwezen naar de toelichting bij artikel 2.2.” Kamerstukken I, 2021-2022, 33 328, nr. AB, p. 104).
Dat mails ook onder de raadsgriffier zouden berusten, maakt niet dat deze documenten nu berusten bij de gemeenteraad als bestuursorgaan en alsnog via de Woo opvraagbaar zijn. Uit de geconsolideerde artikelsgewijze toelichting bij artikel 5.4a van de Woo kan worden opgemaakt dat, als raadsleden met de ondersteuning mailen, deze berichten geacht worden te berusten bij het gemeenteraadslid en niet bij het orgaan gemeenteraad (Kamerstukken I, 2021-2022, 33 328, nr. AB, p. 105).
Dat wordt dus anders als iets onder een volksvertegenwoordiger (of de griffie) berust wat ziet op een taak voor of namens het bestuursorgaan. Te denken valt het het zijn van commissievoorzitter, Kamervoorzitter of als onderdeel van het presidium.
Raad van State ook zo?
Hoewel het voorgaande een redelijk te volgen oordeel lijkt, staat het enigszins op gespannen voet met een tweetal uitspraken van de Raad van State in 2023 (zie dit blog). Hoewel de Wob van toepassing was, en 5.4a Woo er dus nog niet was, lijkt er wel uit te kunnen worden opgemaakt dat het feitelijk berusten bij enkele juristen van de gemeente maakte dat het bestuursorgaan college B&W 'er wel van was' en dus dat het een besluit diende te nemen op het verzoek.
Die lijn doortrekkend zou ook tot de conclusie hebben kunnen leiden dat het feitleijk aanwezig zijn bij de griffier, zou maken dat de informatie wel onder de gemeenteraad (het bestuursorgaan) berust (waarvoor artikel 5.4 Woo dan wellicht weer tot een geheimhouding zou nopen). De rechtbank hecht meer gewicht aan de toelichting bij de Woo.
Berustend bij het college
Berust de informatie bij het college - doordat de wethouder heeft gemaild o.i.d. met of namens zijn fractie - dan ligt het ogenschijnlijk evident anders. Dan is sprake van een aangelegenheid waar de Woo op ziet. Alsdan zal mogelijk al snel een beroep op het goed functioneren kunnen slagen, zo leert deze uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland (2 juni 2025, ECLI:NL:RBNHO:2025:6998)