Over de toepassing van artikel 4.6 Woo is het nodige te doen. Veelal gaat het over de noodzakelijke motivering voor het bestuursorgaan om aan te tonen dat evident sprake is van de inzet van de Woo voor een ander doel dan waarvoor de Woo is bedoeld of dat kennelijk sprake is van het ontbreken van een bestuurlijke aangelegenheid. Nu gaat het, in deze uitspraak van de voorzieningenrechter van de Raad van State (15 oktober 2025, ECLI:NL:RVS:2025:4898), over de termijn waarbinnen het bestuursorgaan tot het besluit moet komen.
Twee weken of anders
Al eerder werd duidelijk dat de ook in artikel 4.6 Woo opgenomen termijn, geen harde termijn is (zie bijvoorbeeld Raad van State 13 november 2024, ECLI:NL:RVS:2024:4594). In beginsel moet binnen twee weken na ontvangst duidelijk worden voor de verzoeker dat zijn verzoek niet wordt behandeld.
Dat dit ook later kan, hangt samen met de tekst die daarna volgt. Het bestuursorgaan kan het ook later doen, maar dan moet het wel 'onverwijld' nadat een en ander is gebleken.
Over de duur van dat onverwijlde oordeelde de Rechtbank Den Haag recent, dat het bestuursorgaan er te lang over zou hebben gedaan (Rechtbank Den Haag 6 augustus 2025, ECLI:NL:RBDHA:2025:14665). Op die formele grond strandde het besluit daarmee al. Dus zonder een inhoudelijk oordeel te vellen over de vraag of wel of geen sprake was van misbruik.
Noodzakelijk vovo
Ter voorkoming van het gevolg moeten geven aan de uitspraak - inhoudelijk een besluit nemen over vele documenten en die openbaar maken - diende het bestuursorgaan een verzoek om een voorlopige voorziening in bij de Raad van State (naast uiteraard het hoger beroep). Tijdens de training Rechtsbescherming onder de Woo gaan we dieper in op deze soms noozakelijke stap.
Gelet op het principiële karakter van de rechtsvraag "wanneer is iets niet meer onverwijld", oordeelt de voorzieningenrechter dat het bestuursorgaan vooralsnog geen uitvoering hoeft te geven aan de uitspraak.
Fijn voor de rechtspraktijk is ook, dat wordt aangekondigd dat begin 2026 een zitting zal volgen in de bodemprocedure. Dan wordt hopelijk ook meer duidelijk over de reikwijdte en toepassing van de antimisbruikbepaling.