Raad van State: Corona-laboratia vallen niet onder de minister. Doorzending niet (altijd) verplicht

Een verzoek met de nodige interessante uitspraken (zie dit bericht) tot gevolg, eindigt met deze uitspraak van de Raad van State: de Wet open overheid regelt in elk geval op één onderdeel hetzelfde als de Wet openbaarheid van bestuur. Ook wordt wel iets bijzonders gezegd over de situatie dat de doorzendplicht niet meer zou gelden. 

Wob = Woo

De Woo wilde eerst nog mogelijk maken dat privaatrechtelijke rechtspersonen via een aanwijzing in een AMvB onder het bereik van de Woo konden vallen (voorheen artikel 2.3). Die uitbreiding is er uiteindelijk redelijk vroeg al weer uitgehaald. Wel is uiteraard de uitbreiding van het aantal organen (Tweede Kamer, Raad van State, etc., zie artikel 2.2) er gekomen, al is dit ook minder omvangrijk dan eerder bedacht door een stevige lobby van o.a. de VNG (zie hierover deze column). Daarnaast is de ‘oude’ uitbreiding (voorheen artikel 3, eerste lid, Wob, nu artikel 4.1, eerste lid, Woo) gehandhaafd. Informatie bij een instelling die of bedrijf dat onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzaam is, kan ook onderwerp zijn van een Woo-verzoek.

In de hier bedoelde kwestie was het de vraag of informatie over coronatesten, berustend bij laboratoria waar de minister van VWS contracten mee had gesloten, onder de Woo viel. Nee zegt de Raad van State. De minister heeft geen zeggenschap over de laboratoria. Hij kan geen opdrachten of aanwijzingen geven aan de laboratoria. Zij dienen zich niet te richten naar de opdrachten of aanwijzingen van de minister. De standaard toets of de Woo op de informatie van toepassing is die berust bij niet-bestuursorganen. Of de laboratoria waarmee de minister privaatrechtelijke overeenkomsten heeft gesloten over informatie beschikken die voor het beleid van de minister van belang zou kunnen zijn, is niet relevant. De Raad van State merkt hierover nog op, in reactie op een inbreng van de appellant, dat de Woo hier niets anders in regelt dan de Wob.

Doorzenden niet (meer) nodig?

Interessant is ook dat de rechtbank in eerste aanleg meende dat de minister het verzoek had moeten doorzenden (geregeld in artikel 4.2 Woo) naar de GGD-en. Niet viel immers uit te sluiten dat de gevraagde informatie aldaar zou berusten! De Raad van State vindt dat niet nodig omdat de minister – pas in bezwaar – navraag had gedaan bij de koepelorganisatie (GGD-GHOR). Die had te kennen gegeven dat de informatie niet bij haar leden (de GGD-en) aanwezig zou zijn. 

Hoewel praktisch, is het toch bijzonder dat de Raad van State dit accepteert. In zoverre wordt wel erg veel gewicht toegekend aan een uitlating van een koepelorganisatie – niet zijnde een bestuursorgaan – zodat aan de doorzendplicht kan worden ontkomen. De koepel moet dus wel zeker van zijn zaak zijn, in zo’n geval! Zuiverder zou het zijn dat het bestuursorgaan zelf (de GGD in dezen dus) wordt aangeschreven via de doorzending. Zonder succes – omdat de informatie er niet is – is immers ook niet onrechtmatig (zie deze update).

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *