Raad van State: Uitwisselen van processtukken. Een beetje delen (met de advocaat) is niet mogelijk

Een Wob en Woo procedure is onevenwichtig. Degene die informatie wil hebben (of een andere belanghebbende) kent niet de informatie die volgens het bestuursorgaan niet openbaar gemaakt kan of mag worden. Daarover procederen is dan lastig en leidt tot genoemde onevenwichtigheid. Dit staat op gespannen voet met artikel 6 EVRM dat uitgaat van een gelijke uitgangspositie. De Awb geeft daarvoor wel een grondslag. De rechter kan wel toegang krijgen tot de geheime stukken, op grond van artikel 8:29 Awb. Anders is het ook lastig beoordelen of het bestuursorgaan het wel goed heeft gedaan. Toch blijft het ongemakkelijk voor procespartijen. 

Geen toestemming geven = pech hebben

Dat ongemak resulteert er nog wel eens in dat een appellant niet instemt met het voorstel dat de rechter de geheime documenten inziet. “Ik niet, dan niemand niet” zal de samenvatting zijn van het gevoel bij dit opstelling. Hoezeer ook te begrijpen, snijdt de procespartij zichzelf dan in de vinger. De rechter kan dan namelijk niet beoordelen of de documenten ten onrechte niet zijn verstrekt. De rechter gaat dan in beginsel uit van de juistheid van het besluit. Dit is alleen anders als het besluit evident onjuist lijkt te zijn op grond van wel bekende informatie.

Dit was ook het geval in de eerste fase bij de rechtbank in een zaak waarover de Raad van State zich in deze uitspraak moest buigen. De Raad van State herhaalt de rechtspraak dat de weg van artikel 8:29 Awb met voldoende waarborgen is omkleed en dus dat een schending van 6 EVRM (zo die al van toepassing is in dezen) niet aan de orde is. Het niet verlenen van toestemming aan de rechter is dan pech hebben voor de appellant. De toetsing door de rechter is dan immers beperkt.

De advocaat wel toegang verlenen?

Om het gevoel van ongemak en ongelijkheid nog verder weg te nemen is wel eens voorgesteld in een preadvies bij de VAR Vereniging voor Bestuursrecht om een aparte regeling te introduceren. Die zou ertoe moeten leiden dat een advocaat van de verzoeker wel inzage zou kunnen krijgen tot de documenten die niet openbaar zijn gemaakt. Dit wordt nog voorgesteld door de appellant en Infriba. Dat Raad van State is daar helder over. Die optie geeft de Wob niet. Hoezeer het een charmant idee is, is het in de praktijk ook lastig uitvoerbaar. Het plaatst de advocaat of andere vertrouwenspersoon ook wel in een lastig parket. Hoe dan te pleiten ter zitting en hoe dan de belangen van de client zo goed mogelijk te verdedigen? “Wat niet weet wat niet deert”, gaat hier misschien vooral op.

Anders onder de Woo?!

De Woo brengt in dit alles geen verandering. Sterker nog, door een wijziging van 8:29 Awb (zie het zesde lid) gaat de wetgever uit van het gegeven dat toestemming aan de rechter is verleend. Daar heeft appellant dus niets meer in te vinden. Dat voorkomt – zo zal de wetgever hebben gedacht – dat appellant zichzelf in de vingers snijdt door de toestemming niet te verlenen zoals appellant in de hier besproken kwestie had gedaan. Dan had de discussie over het wel of niet betrekken van alle documenten in deze procedure bijvoorbeeld ook wel inhoudelijk kunnen worden beoordeeld.

Meer weten over het uitwisselen van processtukken: zie dit artikel in de Ares Aequi

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *