Rechtbank Amsterdam 31 mei 2022; nieuwe lijn van beoordelen van de rechtbank? Lessen voor motiveren van besluiten

Al een aantal maal is aandacht gevraagd voor de grote hoeveelheid werk die procedures op grond van de Wob (en de Woo) met zich brengen (zie column). Niet alleen het bestuursorgaan heeft hiermee te kampen, vervolgens ook de rechtbank die een besluit beoordeeld. We zagen dat sommige rechtbanken dan werken met een steekproefsgewijze beoordeling van documenten, waarbij een besluit in de regel eerder sneuvelt dan overeind blijft (zie update).

In deze uitspraak van de Rechtbank Amsterdam zien we een andersoortige beoordeling. Althans, redelijk kort en krachtig wordt (zie rechtsoverweging 7) gesteld dat de documenten zijn beoordeeld en alle relatieve weigeringsgronden (artikel 10, tweede lid, Wob) terecht zijn ingeroepen. Artikel 11 Wob wordt meer indringend besproken, maar dat zit ‘m meer in een weergave van dat wat die bepaling inhoudt dan dat duidelijk wordt besproken wat in dit geval aan de orde is. Het zijn gewoon persoonlijke beleidsopvattingen (kennelijk) en de aard en inhoud van de informatie maakt dat ook niet had hoeven worden nagedacht over anonimiseren en alsnog verstrekken. Anders dus dan de ogenschijnlijk wat strenger ingezette lijn op dit punt (zie annotatie).

De rechtbank accepteert een categorale motivering. Dat is goed nieuws voor bestuursorganen. Zolang de motivering per categorie maar ‘raak’ is en voldoende duidelijk maakt welke weigeringsgrond is ingeroepen en waarom. Als dit dan ook nog eens kenbaar is met een inventarislijst en duidelijk verwezen wordt naar het specifieke documenten, dan is een en ander zorgvuldig genoeg.  Precies wat ook in de modellen bij de EHBWOO is opgenomen gelukkig.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *