Rechtbank Midden-Nederland: Raad van State onderkent het onderscheid Woo-verzoek en informatieverzoek onvoldoende?!

Wat iets een Woo-verzoek maakt, is soms lastig te bepalen. Gelukkig is er dan de preciseringsuitspraak van de Raad van State waaruit volgt dat als de Woo wordt genoemd, het een Woo-verzoek is. Alles daarmee helder? Nou, niet helemaal. Ook niet voor de Raad van State zelf, zo blijkt uit een recente uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland

Informatieverzoek = Woo-verzoek?

De precisering die de Raad van State in mei 2020 aanbrengt is als volgt samen te vatten: “Noemt verzoeker de Wob, dan is het een Wob. Dit is anders als de aard of inhoud van het verzoek dan wel de uitlatingen van de verzoeker maken dat het toch iets anders is”. Terecht stelde de Rechtbank Overijssel dat dit alles natuurlijk onder de Woo niet anders is (zie bericht). “Noemt met de Woo dan is het een Woo, tenzij”

Meer uitvoerig omschreven is het dit: 

  • Met een beroep op de Woo vragen om informatie bij de overheid levert een Woo-verzoek op. Eigen belang of een andere procedure maken niet uit. Ook niet als de informatie toch te verkrijgen is via procesrechtelijke regelingen zoals de Algemene wet bestuursrecht of het Wetboek van Rechtsvordering.
  • Uitzonderingen hierop zijn gelegen in:
    1. de aard van het verzoek: inzage in eigen dossier of persoonsgegevens (zie bijvoorbeeld deze annotatie en dit artikel);
    2. de inhoud van het verzoek verzoek: alleen vragen stellen (zie deze update) of informatie over een procedure waarin iemand belanghebbende is;
    3. de uitlatingen van verzoeker: uitdrukkelijk verzoek om alleen aan verzoeker bekend te maken.

 Door de uitzonderingen is het soms zoeken in de praktijk hoe een en ander uitpakt. Want de ene keer is alles vragen in een bezwaarprocedure toch een Wob-verzoek (zie update) en een andere keer toch weer niet (zie bericht).

Met de bijzondere toegangsmogelijkheden van artikel 5.55.6 en 5.7 van de Woo zal het in de praktijk soms nog lastiger blijken te zijn om de grondslag van het verzoek te duiden. Want wanneer is sprake van een regulier verzoek (artikel 4.1 Woo) en wanneer van één van de bijzondere ingangen uit hoofdstuk 5. En wanneer is sprake van een 15 AVG inzageverzoek of is het toch de wens om toegang te krijgen tot de eigen informatie op grond van artikel 5.5?

Raad van State zelf zoekend?!

De casus waarover de Rechtbank Midden-Nederland zich moest uitspreken gaat over besluitvorming van de Raad van State. Die is met de inwerkingtreding van de Woo immers ook onderhevig aan die wet (want genoemd in artikel 2.2 Woo). Volgens de rechtbank heeft ook de Raad van State wat moeite met het duiden van het verzoek.

De casus is niet alledaags. Verzoekers zijn van mening dat zij recht hebben op een erfdeel van € 1.500.000,- uit een geboortetrust. Dit recht blijkt volgens hen uit het exoneratie-arrest van de Hoge Raad van de Kinderen van 8 december 2020. Op grond van dat arrest hebben verzoekers zowel de trust-belastingdienst als de Raad van State verzocht om uitvoering te geven aan hun beneficiaire aanvaarding van dat erfdeel door het ondertekenen en voorzien van een stempel van de algemene volmacht, waarmee de procedure om de erfenis tot uitkering te laten komen in gang wordt gezet. Verzoekers richten vele brieven tot de Raad van State en die blijven onbeantwoord. Dit stilte leidt tot een verzoek “met verwijzing naar de Wob en de Wet Open overheid (Woo) (…) om informatie ‘waar mijn documenten zijn gebleven en wat de Raad van State ermee heeft gedaan’.”

Ten onrechte, aldus de rechtbank, merkt de Raad van State dit op als een Woo-verzoek door een besluit te nemen waarin wordt opgemerkt dat de Afdeling bestuursrechtspraak van Raad van State niet onder het werkingsbereik van de Woo valt en dat men een brief over de inhoudelijke kwestie voor kennisgeving heeft aangenomen en dat een ingestuurde ingebrekestelling met deze reactie was afgedaan. Deze brief bevatte een bezwaarclausule.

De bestuursrechtelijke puzzel waar men in terecht komt, blijft hier onbesproken. Relevanter is dat de rechtbank dus meent dat ondanks het noemen van de Wob/Woo de Raad van State het verzoek niet als Woo-verzoek had moeten opvatten. De rechtbank acht de uitzonderingen 2 (vragen stellen) en 3 (geen openbaarmaking beoogd voor eenieder) ogenschijnlijk aan de orde. De rechtbank introduceert in dit kader het in de praktijk gebruikelijke – maar juridisch niet bestaande – begrip informatieverzoek als tegenhanger voor het Woo-verzoek in dit verband. Verzoekers willen graag een nadere toelichting over wat er gebeurd is met hun brieven.

Kennelijk vindt de rechtbank het niet nodig dat de Raad van State behulpzaam had moeten zijn bij het scherp krijgen van de wensen en daarmee de grondslag van de aanvraag. Eerder zagen we wel het ACOI en de Rechtbank Midden-Nederland in dat kader vragen om een actieve houding al gaat het dan vooral om het scherp krijgen van het onderwerp. Niet denkbeeldig is, zeker gegeven alle smaken die de Woo (en andere kaders) kent wat informatieverzoeken betreft, dat ook hierover contact moet worden gezocht.

Toch heeft de rechtbank wel oog voor wat van de overheid kan worden gevraagd. Ondanks de 15.000 brieven die de Raad van State ontvangt ” met eenzelfde curieuze en onbegrijpelijke inhoud als de brieven van verzoekers” laat dit onverlet dat men mag verwachten dat men een reactie op een brief krijgt van de Raad van State. Als dit praktisch niet mogelijk is, zou het passen om iets op de website te plaatsen dat dergelijke berichten louter voor kennisgeving worden aangenomen en niet altijd van een reactie worden voorzien. Daarmee gaat de rechtbank er wel vanuit dat iedereen toegang heeft tot het internet.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *