De Woo moet er komen of niet, maar dan op goede gronden

De afgelopen week vond de behandeling plaats van de Wet open overheid in de Eerste Kamer (zie blog met verslaglegging en enkele links). In een Twitter-verslag (zie hier het stenografisch verslag van de Eerste Kamer zelf) besprak ik ook de inbreng van senator Rombouts. Die inbreng leidde uiteindelijk tot een motie. Die motie is tamelijk verstrekkend. Het is er immers op gericht de Woo niet aan te nemen, maar te volstaan met een evaluatie van de Wob om vervolgens te komen tot een voorstel tot het investeren in een deugdelijk systeem van informatiehuishouding en een mentaliteitsverandering onder bestuurders. A.s. dinsdag is de stemming voorzien (zie agenda). Alle reden dus om nog even in de pen te klimmen.

Cultuurverandering door wetgeving?

Toegegeven, de motie raakt aspecten van mijn artikelen in 2016 (I, II en III). Daarin uitte ik de nodige kritiek op de Woo die toen werd aangenomen. Ik voorzag een juridificering van relaties (o.a. door onnodige complexiteit). Onduidelijkheid door gerommel met definities. En ik meende ook dat een cultuurverandering, die Kamerlid Peters al beoogde te bewerkstellingen met de ‘Nieuwe Wet openbaarheid van bestuur’, niet (per sé) iets is dat volgt op wetgeving (of dat wetgeving daarvoor als ‘paardenmiddel’ moet worden ingezet).

Wetgeving nodig voor actie?

Het wetsvoorstel is sindsdien evenwel danig aangepast. Je kunt er nog steeds voldoende van vinden (een deel van de kritiek uit 2016 blijft bestaan), maar je moet erkennen dat enkel de ‘dreiging’ van de komst van de Woo al veel in gang heeft gezet wat betreft de verbetering van de informatiehuishouding. Hierbij mag de wind in de rug vanwege ‘Ongekend Onrecht’ niet worden miskend. Hoewel je goed kunt stellen dat daarvoor geen nieuwe wet nodig is, schat ik inmiddels toch in dat juist iets als de concrete lijst van artikel 3.3 Woo – de tamelijk omvangrijke lijst van documenten die actief openbaar moeten worden gemaakt – pas ook daadwerkelijk leidt tot concrete stappen in de praktijk en bewustwording van het feit dat ‘we iets moeten met actieve openbaarmaking’. Het zou niet moeten misschien, maar kennelijk werkt het ‘gewoon’ zo.

De complexiteit aangaande artikel 3.3 Woo is er wel degelijk. Die raakt in beginsel alleen de bestuursorganen die er mee aan de slag moeten. De tijd is er om daaraan te wennen. Minister Ollongren kondigde dinsdag immers al aan dat er dit najaar een plan komt met data waarop aan de verplichtingen van artikel 3.3 moet zijn voldaan. Maar bovenal dat voor het rijk per 2023 de verplichting (deels) zou gaan gelden en pas daarna voor andere overheden. Die mogelijk geeft artikel 10.2 natuurlijk ook. Daarnaast is een eerder gesignaleerd mogelijk probleem. Namelijk dat die actieve openbaarmaking belangen van anderen raakt en dat je die dus ook vooraf in kennis moet stellen of dat die belangen moeten leiden tot het lakken vooraf van bepaalde informatie. Hobbels die de initiatiefnemers, maar ook Minister van Ollongren en kennelijk de geconsulteerde decentrale overheden en zelfstandig bestuursorganen (mits voldoende geld die kant op gaat vanuit het Rijk), denken te kunnen nemen.

Wetenschappers die stellen…

Terug naar de motie. Zoals in het twitterverslag al opgemerkt wordt tamelijk stellig geschermd met wetenschappers die scherpe kritiek zouden hebben. Het ging vervolgens met name over de complexiteit van de Woo (“uitzondering op uitzondering en regel op regel, en heel hybride en gedetailleerd geregeld”). Los van het gegeven dat dit vooral over het hiervoor genoemde artikel 3.3 ging, viel het me al op dat niet concreet werd gemaakt welke wetenschappers dat dan zouden zijn en welke concrete argumenten zij naar voren hadden gebracht. Een vast volger van mijn berichten of frequent bezoeker van deze website kan zich niet aan de indruk onttrekken dat goed wordt bijgehouden wat zich in de praktijk én wetenschap qua Wob en Woo afspeelt. Een concretisering (vindplaatsen, namen etc.) bleef in het debat vervolgens uit.

Kritiek?!

Ik ben kritiek tegen gekomen van Wim Voermans op de website voor onderzoeksjournalisten (zie link). Kamerlid Van der Linden wees ook op dit artikel. Kritiek op de complexiteit lees ik er niet in (wel wat andere punten, waar ik eerder al iets over opmerkte in dit bericht op LinkedIn). Terecht stelt Voermans dat de Woo wat tandeloos is. Daarmee doelend op het ontbreken van dwangsommen bij te traag beslissen. Dit ontbreekt nu ook in de Wob, bewust vanwege alle misbruik van de Wob die we kenden (Sneller, vertegenwoordiger van de Tweede Kamer als initiatiefnemer van het voorstel, wijst hier ook op). Ook zie ik niet direct dat actieve openbaarmaking achteruit zou kachelen. Wellicht wel als je de Woo nu vergelijkt met wat het was. Maar het is nog altijd meer dan nu onder de Wob. Al is het maar wat betreft het allerminst vrijwillige register PLOOI (verplicht via artikel 3.3b) voor de openbaarmaking via 3.3 Woo. Artikel 3.3 dwingt straks sowieso dus tot actief handelen wat dus een stap voorwaarts genoemd kan worden (voor hen die voor openbaarheid zijn – en dat is de hele Eerste Kamer zo wekte men de indruk). Vergelijk het maar eens met de huidige praktijk van artikel 8 Wob (die wordt meer gebruikt als grondslag als het bestuursorgaan beleidsmatig graag openbaar wil maken, maar een specifieke regeling nog niet voor handen is). En ook het onder de Wob nog niet bestaande Adviescollege kan toch alleen maar een (potentiële) verbetering betekenen (vreemde ogen dwingen).

Verder heb ik alleen nog het nodige aan wetenschappelijke bijdragen van Annemarie Drahmann gezien de afgelopen jaren. Zij schreef eerder dit jaar een mooi overzichtsartikel in Computerrecht waarbij op onderdelen wordt opgemerkt dat het best wat ambitieuzer kon. Zij sluit wel als volgt af: “Met het op het laatste moment ingevoerde PLOOI en de verplichting om de informatiehuishouding te verbeteren met meerjaren- en actieplannen, is echter alsnog een kleine, maar goede eerste stap gezet naar een verbetering van de openbaarheid van overheidsinformatie. Daarmee kan mijns inziens toch worden geconcludeerd dat de Woo een verbetering is ten opzichte van de huidige Wob. Maar we zijn er nog niet.”

En net eerder dit jaar verscheen dus mijn derde deel in de Gemeentestem, met de volgende conclusie:

“Daarmee is de Woo na een lange en roerige totstandkomingsgeschiedenis wat betreft de Tweede Kamer een ogenschijnlijk voldragen product. Er zijn genoeg vraagtekens te plaatsen. Want wat is het nut en wat is de noodzaak van de Woo in de huidige vorm? Voegt het echt iets toe aan de Wob en de rijke rechtspraak daarbij? Geeft al wat nieuw is niet juist aanleiding voor discussie en volgen er dus veel procedures over interpretatieverschillen? En meer belangrijk, brengt de Woo echt veranderingen op die onderdelen waarvoor Kamerlid Peters het op 5 juli 2012 vooral voor leek te doen: meer actieve openbaarmaking, minder uitzonderingsgronden die aan openbaarmaking in de weg worden gesteld, minder kosten voor verzoekers om informatie, een omslag stimuleren in de bestuurscultuur bij overheden en semioverheden?[94]  Veel is hetzelfde als onder de huidige Wob, een deel is geschrapt van wat eerder nog was opgenomen in de Woo en een deel is weer aangevuld.

Het is – de balans opmakend – kennelijk tijd voor iets nieuws. In dit nieuwe ‘post-Ongekend Onrecht’-tijdperk is het bijna ondenkbaar dat de Eerste Kamer veel weerstand zal tonen. Temeer nu alle betrokkenen in meer of mindere mate wel akkoord lijken te zijn met de Woo.[95]

Motie ontneemt momentum

Kortom, een gevaarlijk verstrekkende motie met zo op het oog een niet erg overtuigende onderbouwing. Natuurlijk is het de vraag of alle aspecten van de Woo nu echt nodig zijn – want die Wob werkt best naar behoren als kader voor kwestie over openbaarheid. Maar om hierin een aanleiding te vinden om de Wob te gaan evalueren terwijl daarmee de aanzet die de Woo geeft tot actie direct wordt weggenomen, zou oprecht zonde zijn. De Woo heeft momentum: er wordt nu gewerkt aan het op orde brengen van de informatiehuishouding, er wordt nagedacht over (en uitvoering gegeven aan) actieve openbaarmaking en los daarvan geeft de Woo ook enkele nuttige aanvullingen ten opzichte van de Wob. Een evaluatie van de Wob zou ik er eerlijk gezegd niet voor willen inruilen…

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *