Hoe informeert het kabinet de Kamer over Wob-besluit en de daarbij behorende stukken?

In haar kamerbrief van 29 april jl. gaat minister Ollongren in op de vragen die in de commissie gesteld zijn aan de minister van Financiën omtrent het informeren van de Tweede Kamer over besluitvorming naar aanleiding van Wob-verzoeken en het aanbieden van daaronder vallende stukken aan de Kamer. In de kamerbrief licht zij toe dat dit gezien haar verantwoordelijkheid binnen het kabinet invulling geeft aan de inlichtingenplicht richting de Tweede Kamer.

In de kamerbrief komt een aantal onderwerpen aan de orde:

  • aantal Wob-verzoeken aan de Rijksoverheid gedurende de afgelopen 5 jaar en het aantal afwijzingen daarvan;
  • op welke wijze en hoe vaak de Tweede Kamer geïnformeerd wordt over Wob-verzoeken;
  • de verhouding tussen de inlichtingenplicht richting de Tweede Kamer en de openbaarmaking op grond van de Wob;
  • het weigeren van informatie ondanks de inlichtingenplicht en de rol van staatsgeheime informatie;
  • of beslistermijnen worden gehaald en/of bewust vertraagd.

Aantal Wob-verzoeken

In haar antwoord gaat de minister alleen in op de Wob-verzoeken van een deel van de ministeries. Zo worden Sociale Zaken en Werkgelegenheid en Volksgezondheid, Welzijn en Sport niet meegenomen in het overzicht. Ook worden uitvoeringsorganisaties en agentschappen niet meegenomen in het overzicht. Dat is opmerkelijk, omdat bijvoorbeeld de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland en Rijkswaterstaat benaderd worden met Wob-verzoeken. Dat sprake zou zijn van 6669 Wob-verzoeken over de afgelopen vijf jaar is daarmee onvolledig. Met dat getal wordt namelijk maar een deel van het aantal Wob-verzoeken weergegeven.

Ten aanzien van het aantal weigeringen kan de minister geen inzage geven, omdat de integrale weigering naar aanleiding van een Wob-verzoek niet geregistreerd wordt. Dat leidt tot de aanname dat sprake is van een fractie van de besluiten. Hoe groot die fractie is, wordt (helaas) niet toegelicht (in absolute zin) en evenmin wordt ingegaan op het feit dat alleen de gegeven, onvolledige cijfers daarbij betrokken worden.

Informeren Tweede Kamer

De minister geeft aan dat voor elk Wob-verzoek de bewindspersoon een afweging maakt of actief geïnformeerd wordt. Dat hangt af van de relevantie voor de Tweede Kamer, maar ook – zo volgt uit de brief – in verband met het niet willen overladen van de Kamerleden. Los van wat er aangemerkt kan worden op de cijfers van de minister, zou het constant en actief informeren van de Tweede Kamer leiden tot meer dan 1000 berichten per jaar. Dat is dan nog zonder eventuele toelichting, publicatie en/of verstrekking van documenten. Kortom, een enorme vracht aan documenten. Reden dat de minister opmerkt dat Wob-besluiten gepubliceerd worden op www.rijksoverheid.nl.

Verhouding informatieplicht en Wob

De minister merkt op dat de inlichtingenplicht in beginsel verder strekt en breder is dan de informatie die op grond van de Wob verstrekt wordt. Zo kan de inlichtingenplicht betrekking hebben op nieuwe documenten, kan de gevraagde informatie mondeling gedeeld worden, kunnen technische briefings gegeven worden en kan vertrouwelijk inzage geboden worden in documenten. Bovendien geldt de inlichtingenplicht in de relatie regering – Staten-Generaal en de Wob in de relatie overheid – burger.

Het voorgaande neemt echter niet weg dat – zoals uit de vragen volgt – het nog steeds voorkomt dat de Tweede Kamer bepaalde informatie niet krijgt op grond van de inlichtingenplicht, maar diezelfde informatie wel openbaar gemaakt wordt naar aanleiding van een Wob-verzoek. Dat is een voor de Kamerleden frustrerende werkwijze, waarvan de minister opmerkt dat het niet de bedoeling is en dat het aan de bewindspersoon is om de Tweede Kamer te informeren.

Uit deze beantwoording volgt duidelijk dat de Wob en de omvang van de documenten die onder een verzoek op basis daarvan kunnen vallen voor de nodige ‘problemen’ kan zorgen. Zo is het enerzijds ondoenlijk om als de Tweede Kamer over alles geïnformeerd te worden, terwijl anderzijds wel van de Kamerleden verwacht wordt dat zij op de hoogte zijn. Dat geldt helemaal als via een Wob-verzoek (alsnog) bepaalde informatie openbaar gemaakt wordt die eerder op grond van de inlichtingenplicht was gevraagd (en geweigerd). Een actievere wijze van het informeren van de Kamerleden licht zodoende in de rede, zij het dat daarbij uiteraard gewaakt moet worden voor het overladen van de Kamerleden met informatie.

Weigeren informatie en staatsgeheime informatie

De minister licht toe dat voor een beroep op de staatsveiligheid vereist is dat dat belang is afgestemd in de ministerraad. Hoe vaak dat gebeurt, wordt overigens niet bijgehouden. Als sprake is van staatsgeheime informatie kan een bewindspersoon weigeren informatie te verstrekken. Als daarvan geen sprake is, zal de Tweede Kamer zich moeten neerleggen bij de algemene weigering of moeten persisteren. Vervolgens is het aan de bewindspersoon om al dan niet alsnog tot verstrekking over te gaan. Indien alsnog geen informatie verstrekt wordt, kan de vertrouwensregel ingeroepen worden door de Tweede Kamer (het indienen van een motie van wantrouwen).

Beslistermijnen en bewuste vertraging

De minister gaat zeer algemeen in op de gestelde vragen. Daarbij wijst zij erop dat in vele gevallen zeer snel antwoord wordt gegeven op vragen, zonder dat een Wob-verzoek in behandeling wordt genomen. Verder wijst zij op de wettelijke termijnen en het beleid dat gericht is op een zo spoedig mogelijk afhandeling. Daarbij spelen de omstandigheden van een verzoek (bestuurlijke aangelegenheid, omvang, reikwijdte) een rol.

Het zou interessant zijn om te bezien in hoeverre de beslistermijnen worden gehaald; de Shell-zaak zal daar wellicht enig inzicht in bieden.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *