Parlementaire ondervragingscommissie Kinderopvangtoeslag 17 december 2020; Ongekend pak slaag voor de rijksoverheid, ook als het gaat om openbaarheid van overheidsinformatie

Het rapport ‘Ongekend onrecht‘ is op veel onderdelen een grote klacht over het handelen van de rijksoverheid (en andere betrokkenen). Relevant voor deze website is de kritiek op de wijze van informatievoorziening. Menig verzoeker om informatie bij de rijksoverheid zal zich erin herkennen, al meen ik te kunnen stellen dat het over het algemeen minder slecht gesteld is met het afdoen van informatieverzoeken dan menigeen stelt.

Enkele bevindingen van de ondervragingscommissie (voor de snelheid even beperkt tot de “constateringen”) zijn nuttig om eruit te lichten en te bespreken.

p. 8 De commissie constateert dat de informatievoorziening vanuit de rijksoverheid onvoldoende is. Op het hoogste niveau is de Tweede Kamer bij herhaling geconfronteerd met ontijdige, onvolledige en onjuiste informatie rond de kinderopvangtoeslag. Niet alleen de informatievoorziening in reactie op Kamervragen en tijdens Kamerdebatten haperde met grote regelmaat, maar ook de informatievoorziening richting de ondervragingscommissie zelf was traag en soms onvolledig.

Ook op het niveau van de ministeries schoot de informatievoorziening tekort, zowel binnen als tussen ministeries. In de richting van bewindspersonen kon slechts met grote moeite een reconstructie van de uitvoering van de kinderopvangtoeslag worden gegeven. En nog altijd lijkt dit beeld niet volledig te zijn. De slechte informatievoorziening heeft bij herhaling geleid tot een ernstige belemmering van het
(politiek) functioneren van bewindspersonen.

Achter de gebrekkige informatievoorziening gaat een tekortschietende informatiehuishouding schuil. Bij alle ministeries waar de commissie onderzoek van enige omvang heeft verricht, bleek de informatiehuishouding onvoldoende op orde te zijn. Aangezien zij niet de eerste onderzoekscommissie is die op een gebrekkige informatievoorziening bij ministeries wijst, vreest zij dat dit een hardnekkig probleem is bij de Rijksoverheid. Daarbij heeft de commissie met verbazing kennisgenomen van de grote verschillen tussen ministeries, daar waar het ging om het (niet) vastleggen en archiveren van opmerkingen en aantekeningen van bewindspersonen.

De commissie is van mening dat het op orde brengen van de informatiehuishouding een prioriteit moet zijn. Dat is nodig voor het goed functioneren van de ministeries, van de parlementaire democratie en van de controlerende functie van de media. De commissie vindt dit een belangrijke politieke opdracht voor het kabinet. In het verlengde daarvan ligt er een belangrijke verantwoordelijkheid bij de hoogste
ambtelijke leiding van de ministeries, de secretarissen-generaal.

Geen nieuw fenomeen en reden geweest voor het schrappen van het documenten-register uit de Wet open overheid. De informatiehuishouding is zo gedateerd dat het simpelweg niet kunnen oplepelen van de informatie soms ook geen onwil (waarover hierna meer) is, het lukt gewoon niet. Zo bleek ook bijvoorbeeld dat WhatsApp-berichten die mogelijk bestuurlijk relevant waren door vaste lijnen van schonen van telefoons e.d. gewoon niet meer beschikbaar waren (zie deze update). De uitkomst dat de rechter daar dan weinig in kan betekenen vormt aan de andere kant geen reden om het vervolgens beter of anders te gaan doen, zo is mijn indruk.

In de reactie op deze constatering zal al snel worden verwezen naar alle inspanningen van het Rijksprogramma voor Duurzaam Digitale Informatiehuishouding en natuurlijk hoofdstuk 6 van de Wet open overheid en het daarin geregelde meerjarenplan. Eens zien of dat ook concreet tot een verbetering zal leiden en er dus ook meer behouden blijft en vindbaar wordt (en verstrekt wordt). Want voor dit laatste is ook een volgende opmerking van de ondervragingscommissie van groot belang:

p. 8-9: De commissie constateert tevens dat transparantie, openheid en volledigheid in de praktijk niet de leidende principes zijn bij de beantwoording van Kamervragen, het opstellen van Kamerbrieven, het reageren op Wob-verzoeken en het samenstellen van dossiers voor rechtszaken. De Grondwet, de Wet op de parlementaire enquête 2008, de Wet Openbaarheid van Bestuur en de Algemene Wet Bestuursrecht bevatten heldere bepalingen en bedoelingen. Desondanks was de informatievoorziening – zo blijkt uit het onderzoek van de commissie – in meerdere gevallen ingegeven door gewenste juridische of politieke uitkomsten, resulterend in het slechts gedeeltelijk, vertraagd of niet verstrekken van informatie. Het beschermen van de persoonlijke beleidsopvattingen van ambtenaren kan een legitieme reden zijn om stukken niet of deels te openbaren. De commissie constateert echter dat het begrip ‘persoonlijke beleidsopvatting’ in de praktijk regelmatig te ver wordt opgerekt.

Verbetering van de informatievoorziening is essentieel voor het functioneren van het parlement, van de media en van de rechtsbescherming. Net als de bescherming van het individu, is ook de informatievoorziening daarmee een belangrijk element van de democratische rechtsstaat.

Het valt de afgelopen periode al meer op dat de onverkorte bescherming van ambtenaren en anderen die bij het intern beraad zijn betrokken (zie deze update en deze) tot meer kritiek leidt. Reden voor Kamerlid Van der Molen om het uitgangspunt bij de Wob – de beleidsopvattingen zijn geheim, anonimiseren van stukken van intern beraad is een bevoegdheid en het niet toepassen hiervan wordt niet kritisch getoetst – los te willen laten bij de Wet open overheid (zie deze update over zijn amendement).

Het zou de Tweede Kamer bij de behandeling van de wijzigingswet Woo ook sieren om direct nog eens kritisch te kijken naar de definitie van persoonlijke beleidsopvatting als het gaat om de ondersteuning van Kamerleden (artikel 5.4a). Want juist voor die ondersteuning is een verruiming opgenomen van het begrip persoonlijke beleidsopvattingen (ook objectieve gegevens zouden er onder moeten kunnen vallen) ten opzichte van de algemene definitie (in artikel 5.2).

Overigens komt het woord “persoonlijke beleidsopvatting” maar drie keer terug in het hele rapport van de commissie. Waar de constatering van het oprekken dan op is gebaseerd, is weer niet erg transparant en dus makkelijk te controleren….

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *