Totstandkoming van de Wet open overheid; lobbyen werkt en niet iedereen is gelijk voor de Woo

Met de verdere behandeling van de Wet open overheid – de wet die de Wet openbaarheid van bestuur moet vervangen – wordt meer en meer duidelijk dat eenieder voor openbaarheid is – totdat het iets kost of over de eigen organisatie gaat. Ook wordt duidelijk dat lobbywerk zijn vruchten afwerpt. Enkele bemerkingen naar aanleiding van de tweede Nota van wijziging.

Openbaarheid voorop, tenzij het iets kost…

Eerder wees ik in een column al op de bijzondere opstelling van een aantal bestuursorganen (bijvoorbeeld van de gemeente Amsterdam) die de mond vol hadden van openbaarheid. De gemeente die daarvoor al stelde dat openbaarheid geen gunst, maar een recht was (en dat zo lastig in de praktijk wist te brengen (zie o.a. dit artikel in De Telegraaf)). De gemeente die bij haar pleidooi voor een documentenregister e.d. wel liet optekenen dat het haar niks mocht kosten.

Diezelfde reflex zien we ook nu weer in berichtgeving vanuit de medeoverheden. Zo liet Binnenlands Bestuur optekenen dat de koepels zich prima konden vinden in de Woo, maar wel onder de voorwaarde dat het Rijk de portemonnee trekt.

Lobby jezelf in een bijzondere positie

Die koepels (VNG, IPO, Unie van Waterschappen) roerden zich eerder al stevig in het debat (zie bijvoorbeeld deze column). Dit was nodig nu zij zelf onder de werking van de Woo dreigden te gaan vallen. Stevig lobbywerk leidde met het wijzigingswetsvoorstel tot een aanpassing waardoor ze de dans ontspringen (zie dit blog). Zie daar een eerste effect van lobbyen in Den Haag.

Een eerste, want met de tweede Nota van wijziging bij het wijzigingswetsvoorstel wordt ook duidelijk dat lobbywerk van de journalisten zijn uitwerking kent. Eerder werd al duidelijk dat met de Woo een belangrijk uitgangspunt van de Wob werd verlaten. Niet iedereen is meer gelijk als het gaat om openbaarheid van overheidsinformatie. Met de artikelen 5.5, 5.6 en 5.7 worden immers bijzondere verstrekkingsmogelijkheden geschapen die samenvallen met wie de verzoeker is. Die lijn wordt nu doorgetrokken. Want het eerdere tijdelijke Adviescollege informatiehuishouding wordt met de nota van wijziging een permanent Adviescollege openbaarheid en informatiehuishouding. Een bijzondere rol krijgt dit college toegewezen voor de gevallen dat journalisten, wetenschappers of andere (niet nadere omschreven!) groepen die beroepsmatig belang hebben bij gebruik van publieke informatie een klacht hebben over de wijze waarop een bestuursorgaan publieke informatie openbaar maakt. Een voorziening in de bezwaarfase die anderen – die kennelijk geen bijzonder belang kunnen hebben bij versnelde afdoening van geschillen – niet wordt geboden. Niet goed valt in te zien waarom – als al voor zo’n permanent college moet worden gekozen – een dergelijke instantie niet voor eenieder ter beschikking moet kunnen staan. Want is het recht op toegang tot publieke informatie nou niet juist voor eenieder hetzelfde (aldus artikel 1.1 van de Woo!).

Nu nog eens zien of het lobbywerk van VNO-NCW nog zijn vruchten afwerpt zodat de weigeringsgrond tot bescherming van vertrouwelijk verstrekte bedrijfsgegevens weer een absoluut karakter krijgt.

 

Comments

  • Hugo van Nijnanten

    Ik ben ook heel benieuwd hoe zwaar die adviezen van dit college gaan wegen en hoe die zich gaan verhouden tot rechterlijke uitspraken. Bij klachtprocedures geldt dat deze in principe niet gaan over zaken waarvoor bezwaar en beroepsmogelijkheden bestaan., Maar hier staan beide procedures naast elkaar. Het ligt voor de hand dat een bestuursorgaan de adviezen van dit college serieus neemt, al was het maar om een verdere gang naar de rechter te vermijden. Maar wat als het adviescollege een veel ruimere of juist strengere lijn volgt dan de rechtspraak? Of een andere visie heeft op de grenzen van de Wob (wel/geen bestuurlijke aangelegenheid, buiten de reikwijdte van een verzoek liggend, etc). En kan het zo zijn dat ‘gewone’ burgers straks minder recht hebben op openbaarheid dan journalisten? Of juist meer?

    • Cornelis van der Sluis

      Inderdaad nog genoeg onduidelijk, vandaar ook tijdens de behandeling de roep om nadere regels die in een AMvB worden neergelegd (en waarschijnlijk ook nog andere regelingen). Vooralsnog zal het vooral een extra weg zijn die – zo schat ik het in – de status zal krijgen van een advies van de bezwaarcommissie. Hulp in de uitvoering en besluitvorming en een drempel als het bestuursorgaan contrair wil gaan. De rechter zal er naar kijken, maar zal denk ik ook de eigen lijn voeren. In zoverre denk ik ook vergelijkbaar met een bezwaarcommissie of bijvoorbeeld de Autoriteit Persoonsgegevens.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *