Van der Sluis (met S.L. Besters) in ‘JB plus’: Hergebruik van overheidsinformatie; wenken voor de praktijk

Samenvatting

 

De Wet hergebruik van overheidsinformatie vormt de implementatie van de Europese Hergebruikrichtlijn. Doel hiervan is bij publieke instellingen berustende informatie te ontsluiten en zo economisch waardevol te laten zijn. Bij de implementatie is veel gekeken naar de Wet openbaarheid van bestuur. Hoewel begrijpelijk, is dat niet direct vereist op alle onderdelen. Ook lijkt dit te hebben geleid tot nationale koppen en zijn aspecten uit de WOB-procedure geïntroduceerd die niet nodig zijn. Belangrijke vraag is wanneer informatie nu conform de wet op een juiste wijze, geschikt voor hergebruik, is verstrekt. De spaarzame jurisprudentie laat zien dat de daartoe technische norm, die zeer open en wellicht te uitgebreid is geformuleerd, voor meerderlei uitleg vatbaar is. In deze bijdrage wordt gepoogd helderheid te verschaffen ten behoeve van de praktijk, zowel wat betreft de procedure van afhandeling en besluitvorming alsmede de wijze waarop informatie feitelijk moet worden verstrekt.

 

  1. Inleiding

 

De economische waarde van informatie die berust onder ‘de overheid’ was lang niet in beeld. Dit veranderde in 2003 op het moment dat de Hergebruikrichtlijn (Hergebruikrichtlijn 2003) werd vastgesteld.[1] Toch bleef die verandering in de praktijk nog beperkt. Veel jurisprudentie heeft de toenmalige implementatie in de Wet openbaarheid van bestuur (WOB) niet opgeleverd. Ook de meer recente wijziging via tweede Hergebruikrichtlijn[2] (Hergebruikrichtlijn 2013) en de implementatie daarvan in een aparte Wet hergebruik van overheidsinformatie (Who)[3] hebben niet geleid tot een toename aan juridische procedures. De enige bekende procedures zijn die naar aanleiding van een gelijkluidend verzoek aan nagenoeg alle bestuursorganen in Nederland. Het verzoek zag erop de beschikking te krijgen over alle nieuwsberichten op de individuele websites, inclusief de daarbij behorende metadata. De wat wisselende uitspraken in dat verband (rss-feed was niet voldoende[4] maar kan dit wel zijn[5]) laten een beeld zien van een zoekende praktijk.[6]

 

Of de implementatie van de Hergebruikrichtlijn 2013 nu ook echt leidt tot een bredere beschikbaarheid van open data is nog maar de vraag. Op de centrale open data portal op data.overheid.nl is in twee jaar tijd het aantal beschikbare bronnen van 7.415 naar 12.847 gestegen.[7] Gezien het beperkte aantal bekende verzoeken op grond van de Who, lijkt dit meer toe te schrijven aan het actieve open data beleid dan aan de Who.[8]

 

Een aantal aspecten die verduidelijking behoeven voor de praktijk zal in deze bijdrage aan bod komen. Hierbij zijn we vanwege de omvang gedwongen om keuzes te maken.[9] Naast enkele procedurele aspecten (waarvoor we, in navolging van de wetgever, leentjebuur zullen spelen bij de WOB) wordt ook inhoudelijk bezien waar de schoen soms wringt. Dit laatste ziet vooral op de in de praktijk gebleken meer technische aspecten van het overheidsinformatierecht en het gegeven dat dit voor de bestuursrechtjurist (waaronder de rechter) soms moeilijk te beoordelen is. Dit is cruciaal nu juist deze aspecten bij hergebruik van groot belang zijn. Niet zelden wordt in het technische immers de vraag beantwoord of op een juiste wijze toepassing is gegeven aan het gestelde in de Who en een besluit dus in stand kan blijven.

 

De bijdrage begint met enkele algemene opmerkingen over de basisbegrippen aan de hand van de vraag of sprake is van een Who-verzoek (onder 2). Ook meer procedurele vragen die kunnen spelen komen hierbij aan bod.[10] Vervolgens wordt ingegaan op de wijze van besluitvorming naar aanleiding van een verzoek tot hergebruik (onder 3). Belangrijk aspect hierbij vormt de vraag wanneer sprake is van een open en machinaal leesbaar formaat. Dat onderwerp wordt onder 4 (wijze van terbeschikkingstelling) dan ook apart behandeld. We sluiten vervolgens af onder 5 met een conclusie.

 

  1. De beoordeling van een Who-verzoek

 

2.1 Is het een Who-verzoek? Wie en op grond waarvan?

De Hergebruikrichtlijn ziet erop toe dat de bij openbare lichamen berustende documenten – in potentie een enorme, diverse en waardevolle hoeveelheid bronnen die de kenniseconomie ten goede kunnen komen[11] –  met een minimumpakket aan voorschriften breed beschikbaar worden gesteld. Dit teneinde hergebruik van overheidsinformatie voor privé- of commerciële doeleinden met minimale of geen juridische, technische of financiële beperkingen aan te moedigen en het circuleren van informatie zowel voor marktdeelnemers als voor burgers te bevorderen.[12]

 

De toegang tot voornoemde documenten bij de – zoals de Who het noemt – “met een publieke taak belaste instelling“ gaat via een verzoek om hergebruik. Dat verzoek dient ingevolge artikel 3, eerste lid, van de Who gericht te zijn tot voornoemde instelling of een onder verantwoordelijkheid van zo’n instelling werkzame instelling, dienst of bedrijf (verderop meer hierover). Evenals bij de WOB geldt ook hier dat een belang niet behoeft te worden gesteld (artikel 3, derde lid). De vraag of iets kwalificeert als een Who-verzoek is dus cruciaal. Voor het beantwoorden van die vraag is van belang dat een ieder een dergelijk verzoek kan doen. Bovendien hoeft een belang niet te worden gesteld. Juist dit laatste aspect is van belang gegeven de jurisprudentie in het kader van de WOB. Jurisprudentie die met name een reactie vormt op het misbruiken van de bevoegdheid om WOB-verzoeken in te dienen. Deze jurisprudentie geeft een beeld van het doen van onderzoek naar het reële doel dat een verzoeker heeft. Nu de Who een vergelijkbaar kader kent, is de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) over wat als WOB-verzoek kan worden aangemerkt, dus (potentieel)  evenzeer relevant voor de Who.[13] Zodoende lijkt duidelijkheid over de grondslag van belang, waarbij zelfs het noemen van de Who belangrijk kan zijn.[14] Het verstoppen van een Who-verzoek, bijvoorbeeld in een document met de titel “aansprakelijkstelling”[15] e.d. zal in dat verband dus eerder tot het buiten behandeling laten (kunnen) leiden. De behandelend ambtenaar doet er goed aan navraag te doen als de grondslag onduidelijk is.[16] Dit te meer nu in voorkomende gevallen zelfs het noemen van de Who nog geen 100% zekerheid.[17]

 

Belangrijk in het kader van de WOB is daarbij of een verzoeker daadwerkelijk openbaarmaking voor een ieder wenst.[18]  Goed is te onderkennen dat het bij de Who reeds gaat om openbare informatie (artikel 2, eerste lid, aanhef en onder a, Who). Analoog hieraan zou wel relevant kunnen zijn of de verzoeker daadwerkelijk als doel heeft om tot hergebruik over te gaan. Is dit niet aan de orde of zijn hier twijfels over, dan lijkt het zaak hier navraag naar te doen.

 

2.2 Is het een Who-verzoek? Gericht aan een bestuursorgaan, een instelling, dienst of bedrijf

Anders dan onder de WOB is de Who niet beperkt tot een bestuursorgaan of een onder de verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf. De Who heeft een ruimer bereik want ziet op ‘openbare lichamen’ (artikel 1, eerste lid, aanhef en onder c, van de Who), waaronder mede moet worden verstaan: de staat, zijn territoriale lichamen, publiekrechtelijke instellingen, en verenigingen gevormd door een of meer van deze lichamen of een of meer van deze publiekrechtelijke instellingen (artikel 2, eerste lid, van de tweede Hergebruikrichtlijn). Na de Hergebruikrichtlijn 2003 werd dit begrip in de WOB opgenomen onder de aanduiding “overheidsorgaan”, om de bredere reikwijdte te duiden. De implementatie van de Hergebruikrichtlijn 2013 heeft de wetgever ertoe bewogen aansluiting te zoeken naar een beter begrip. Dat heeft geresulteerd in een “met een publieke taak belaste instelling”, maar dan wel met een (dynamische) verwijzing naar de definitie van “openbaar lichaam” in de Hergebruikrichtlijn 2003.[19]

 

Hieruit volgt dat de Who ook van toepassing is op de wetgevende macht, de rechtsprekende organen, de Raad van State én privaatrechtelijke rechtspersonen die taken uitvoeren die als overheidstaken beschouwd kunnen worden, zoals zorg, publieke omroep, onderwijs, huisvesting en cultuur. In zoverre lijkt de Who vooruit te lopen op de wensen van de initiatiefnemers (en de Tweede Kamer) van de Wet open overheid die immers ook een uitbreiding van de openbaarheidsregeling beoogt.[20]

 

Daarmee kan het verzoek dus ook gericht zijn tot rechtspersonen die zijn opgericht met het specifieke doel te voorzien in behoeften van algemeen belang, die niet van industriële of commerciële aard zijn, én waarvan:

 

  –        de activiteiten zijn in hoofdzaak door de staat, zijn territoriale lichamen en/of andere publiekrechtelijke rechtspersonen gefinancierd; of
  –        het beheer is onderworpen aan toezicht door de staat/territoriale lichamen; of
  –        de leden van het bestuursorgaan, het leidinggevend orgaan of het toezichthoudend orgaan worden voor meer dan de helft door de staat, zijn territoriale lichamen of andere publiekrechtelijke instellingen aangewezen.

 

Vooralsnog lijkt het voorgaande zodanig te worden ingevuld dat het gaat om rechtspersonen, anders dan de rechtspersonen die opereren als een echte marktpartij onder normale marktomstandigheden. Wordt een bedrijf louter bestuurd op basis van criteria van rendement, doelmatigheid, rentabiliteit en ofwel winstoogmerk als hoofddoel heeft, ofwel zelf de verliezen draagt die voortvloeien uit de activiteiten van het bedrijf dan vallen deze overheidsbedrijven buiten het toepassingsbereik van de hergebruikregeling.[21] Hoewel in de parlementaire geschiedenis expliciet is opgemerkt dat woningcorporaties niet onder het bereik van de Who vallen[22] valt dit nog te bezien in het licht van recente Europese ontwikkelingen in dat verband.[23]

 

In zoverre vallen dus ook entiteiten als NS of ProRail dus buiten het bereik van de Who te vallen. Dat lijkt, als de jurisprudentie in het kader van de WOB in ogenschouw wordt genomen, ook het geval ondanks de toevoeging in het eerste lid van artikel 3 van de Who “of een onder verantwoordelijkheid van een met een publieke taak belaste instelling werkzame instelling, dienst of bedrijf”. Een toevoeging die bekend is van artikel 3, eerste lid, van de WOB maar niet als zodanig volgt uit de definitiebepaling  van artikel 2 van de Hergebruikrichtlijn 2003. In zoverre is deze toevoeging wellicht teveel een uiting van het volgen van de WOB die strikt genomen niet nodig is en zelfs leidt tot een nationale kop. Bezien we de jurisprudentie over deze toevoeging in WOB-verband dan valt op dat het in dergelijke gevallen vooral gaat om de gezagsrelatie tot een bestuursorgaan wat weer lijkt op de derde categorie zoals hiervoor omschreven maar daar niet één op één mee samenloopt.[24]

 

 

Van belang is op te merken dat met de Hergebruikrichtlijn 2013 het bereik in elk geval is uitgebreid tot drie soorten culturele instellingen, namelijk bibliotheken, met inbegrip van universiteitsbibliotheken, musea en archieven, omdat hun verzamelingen waardevol materiaal zijn en in toenemende mate zullen worden hergebruikt in tal van digitale producten. Andere soorten culturele instellingen (zoals orkesten, operahuizen, balletgezelschappen en theaters), met inbegrip van de archieven die daar deel van uitmaken, vallen buiten het toepassingsgebied.[25] Ingevolge artikel 2, eerste lid, aanhef en onder d, van de Who zullen ook onderwijs- en onderzoeksinstellingen niet te maken krijgen met Who-verzoeken.[26]

 

Voornoemde afbakening is van groot belang nu de entiteiten die wel onder het bereik van de Who vallen gelijkgesteld worden met een bestuursorgaan als bedoeld in de Algemene wet bestuursrecht en dus ook besluiten nemen waartegen de bestuursrechtelijke rechtsbescherming procedure openstaat.[27]

 

2.3 Is het een Who-verzoek? Welke informatie?

Artikel 2 van de Who maakt ook duidelijk om wat voor informatie het moet gaan. Niet bepalend is of het gaat om informatie die ziet op een bestuurlijke aangelegenheid of dat sprake is van publieke informatie.[28]

 

Vooral de eerste categorie die wordt genoemd in artikel 2 van de Who – informatie die niet openbaar is – is juridisch interessant. De wetgever merkt daar immers over op dat een verzoek om hergebruik in een dergelijk geval kan worden afgewezen. Vervolgens wordt evenwel opgemerkt dat – ingeval de instelling dergelijke informatie gewoonlijk openbaar maakt – alsnog een hergebruik-verzoek kan worden afgehandeld.[29] Hoezeer in die situatie begrijpelijk is dat het openbaar maken van die informatie in een moeite wordt ‘meegepakt’, valt die handeling – het openbaar maken – moeilijk te onderscheiden van het besluiten tot openbaar maken op verzoek (of uit eigener beweging). Daarmee wordt wel degelijk een WOB-besluit genomen. Het is goed dit scherp op het netvlies te hebben, temeer indien in voorkomende gevallen mogelijke belangen van derden in het geding zijn en hen de gelegenheid moet worden geboden zich uit te laten over al dan niet openbaarmaking van die informatie.[30] Ook valt niet uit te sluiten dat degene die beslist op WOB-verzoeken wellicht niet dezelfde persoon of instantie is die ook op Who-verzoeken beslist of mag beslissen. Voorts kent artikel 2 ook andere soorten informatie (met auteursrechten) die buiten het bereik van de Who vallen.

 

2.4 Is het een Who-verzoek? Het document-begrip

De Hergebruikrichtlijn 2003 (niet gewijzigd op dit onderdeel in 2013) gaat ingevolge artikel 2, derde lid, uit van de volgende definitie voor “document” “a) eender welke inhoud, ongeacht het medium (op papier of opgeslagen in elektronische vorm of als geluids-, beeld- of audiovisuele opname), b) eender welk deel van een dergelijke inhoud”. Kennelijk is bedoeld te duiden dat het gaat om iedere inhoud (of een gedeelte daarvan) ongeacht het medium.[31] Zodoende gaat men dus niet uit van de documenten zelf, maar eerder de informatie die de documenten bevatten. Aansluiting zoekend bij de WOB gaat het dan om een bij een met een publieke taak belaste instelling berustend schriftelijk stuk of ander materiaal, dat gegevens bevat waarmee ogenschijnlijk wordt aangesloten bij de betekenis die de Europese wetgever aanhangt.[32]

 

2.5 Is het een Who-verzoek? Hulp bij preciseren en buiten behandeling stellen

Gelijk aan de WOB heeft de wetgever ook voor de Who willen regelen dat – ingeval een verzoek te algemeen is geformuleerd – de aangezochte instelling verzoeker verzoekt om het verzoek te preciseren (artikel 3, vierde lid). Dit verzoek kan ogenschijnlijk schriftelijk en mondeling worden gedaan, waarbij bewijstechnisch veel valt te zeggen voor een schriftelijke variant. Teneinde tot een goede afstemming te komen, blijkt uit de WOB-praktijk dat mondeling contact nuttig is.[33]

 

De sanctie bij het niet meewerken aan het verzoek tot preciseren is niet evident. In de rede ligt dat, in aansluiting bij artikel 4:5 van de Awb, het buiten behandeling laten van het verzoek aan de orde is. Voorts mag ervan worden uitgegaan dat de benodigde tijd die gepaard gaat met preciseren, de beslistermijn opschort.[34]

 

Merk overigens op dat deze hulp-plicht ook niet volgt uit de Hergebruikrichtlijn 2003 of 2013 en derhalve als nationale kop heeft te gelden.

 

  1. Besluitvorming

 

3.1    Doorzenden

Met de Who is ook aansluiting gezocht bij de WOB, wat betreft de behandeling van het Who-verzoek. Dit vindt zijn weerslag in artikel 4, waaruit ten eerste volgt dat op een verzoek tot hergebruik ook de doorzendplicht van toepassing is (artikel 4, eerste lid, van de Who). Een wat vreemde plaats om hier de bepaling over de afhandeling van een verzoek mee te beginnen, maar dat volgt uit een wel heel volgzame wijze van opereren door de Who-wetgever waarbij gekeken is naar het kader van de WOB.

 

Wat die doorzending betreft mag worden aangenomen dat het verzoek ook gedeeltelijk kan worden doorgezonden.[35]

 

Net als onder de WOB blijft het gissen, maar mag worden verondersteld dat het ontvangende orgaan na doorzending, alsdan geconfronteerd met het verzoek, de volledige wettelijke termijn gegund krijgt. Hoewel deze discussie vanwege het ontbreken van een verband met de bepalingen inzake de dwangsom bij niet tijdig beslissen minder pregnant speelt, kan wel worden voorgesteld dat – indien de betrokken instelling ogenschijnlijk moedwillig traag tot besluitvorming overgaan en laat doorzenden – daarmee wel een meer kritische oordeel van de rechter bij een mogelijk rechtstreeks beroep vanwege het niet tijdig beslissen te verwachten is.

 

3.2 Is het een Who-verzoek? De afwijzing van het verzoek

Een gehele of gedeeltelijke afwijzing van een schriftelijk verzoek wordt in beginsel schriftelijk genomen. Bij een mondeling verzoek geldt die verplichting alleen als de verzoeker daarom heeft gevraagd (artikel 4, tweede en derde lid, van de Who).

 

Tot een afwijzing zal het onder de Who niet snel komen. Is in WOB-verband de afwijzing van het verzoek nog gestoeld op een uitvoerige beoordeling van de inhoud van documenten[36], onder de Who is dit veel meer rigide bepaald. Afwijzing van een verzoek is slechts aan de orde indien het verzoek ziet op informatie die is omschreven in voornoemde artikel 2, eerste lid, van de Who. Valt het niet onder de categorieën aldaar benoemd, dan kan een verzoek niet worden afgewezen. Dit vormt ook een majeure afwijking die met de Hergebruikrichtlijn 2013 is beoogd in relatie tot de Hergebruikrichtlijn 2003.[37] Dit uitgangspunt maakt de vraag die hierna onder 4 wordt behandeld, op welke wijze moet de informatie ter beschikking worden gesteld, des te pregnanter. Iets wat ook is gebleken in de praktijk.

 

Nadere bestudering van artikel 4, derde lid, van de Hergebruikrichtlijn 2003 (ingevoegd met de Hergebruikrichtlijn 2013) leert dat het voorgaande ertoe leidt dat een afwijzingsbesluit de gronden voor afwijzing bevat. Daarmee kent de Who – met name de Hergebruikrichtlijn – een concretisering van het motiveringsbeginsel zoals dat reeds volgt uit de Awb.[38] De afwijzingsgronden zijn gestoeld op de toegangsregeling (in Nederlands verband in de regel de WOB) of de nationale bepalingen waarmee de Hergebruikrichtlijnen zijn geïmplementeerd (in nationaal verband de Who dus). De eerste weigeringsgrond is daarbij dus het gegeven dat informatie niet openbaar is. Hoewel de minister in reactie op vragen van de Tweede Kamer over de samenloop met een WOB-verzoek heeft gesteld dat het Who-verzoek niet wordt afgewezen – en dat niet eerst een WOB-verzoek hoeft te worden gedaan[39]– volgt dit zoals reeds opgemerkt toch meer dwingend vanuit de Who dan de reactie van de minister suggereert. Dat uit praktische overwegingen – ingeval het aangezochte orgaan ook een bestuursorgaan is (als bedoeld in artikel 1a van de WOB) of een onder verantwoordelijkheid van zo’n bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf (als bedoeld in artikel 3, eerste lid, van de WOB) – een dergelijke werkwijze valt te verkiezen laat onverlet dat het Who-verzoek wel ‘van kleur verschiet’ en daarmee een WOB-verzoek wordt met zijn eigen afwegingskader.

 

Het motiveringsbeginsel wordt voorts verzwaard ingeval de afwijzing is gebaseerd op het gegeven dat op de documenten intellectuele-eigendomsrechten bij derden berusten (artikel 1, tweede lid, aanhef en onder b, Hergebruikrichtlijn 2003; artikel 3, zesde tot en met het achtste lid, van de Who).

 

Hoewel de redactie van artikel 3, vijfde lid, van de Who veronderstelt dat een verzoek onverkort wordt afgewezen indien sprake is van voornoemde afwijzingsgronden, mag – vanwege de inhoud van de afwijzingsgronden zoals opgenomen in artikel 2, eerste lid, van de Who – worden aangenomen dat een gedifferentieerde aanpak van het verzoek tot de mogelijkheden behoort. Een beoordeling per onderdeel van een document lijkt ook hier in de rede te liggen al gelden de afwijzingsgronden in de regel voor een geheel document.

In algemene zin kan – geleerd hebbend van de WOB – worden aangenomen dat de bevoegde instantie er goed aan doet inzicht te verschaffen in de documenten waarop het verzoek ziet (bijvoorbeeld in de vorm van een lijst van documenten als bijlage bij het besluit). Dan kan immers ook beoordeeld worden of het verzoek niet te beperkt is opgevat en of er reden is om bezwaar te maken.

 

Een discussie zoals bij de WOB of documenten wel bestaan zal niet snel spelen in Who-verband. Het moet immers (ingevolge artikel 2, eerste lid) gaan om openbare informatie. Ontstaat voornoemde discussie dan zal dit vooral aan de orde zijn over de band van de WOB. Voor zover documenten niet bij de instelling berusten maar daar wel hadden behoren te berusten, mag van de instelling worden verwacht dat het al het redelijkerwijs mogelijke doet om deze documenten alsnog te achterhalen.[40] Of dat echt zo ver gaat dat de informatie die bij de opdrachtnemer van de instelling berust aldaar moet worden opgevraagd, is nog zeer de vraag.[41]

 

Wanneer het bestuursorgaan stelt dat het informatie, die eerder wel degelijk heeft bestaan, heeft vernietigd, moet het aannemelijk maken dat, en zo ja wanneer, de betreffende stukken zijn vernietigd. Als dat niet wordt gedaan zal de rechter, volgens de Afdeling, tot het oordeel moeten komen dat het besluit in zoverre wegens strijd met artikel 7:12, eerste lid, van de Awb wordt vernietigd.[42]

 

In dit verband is ook relevant het moment waarop men stopt met het verzamelen van informatie. Hoewel eerder niet helemaal duidelijk[43], lijkt voor de WOB in 2013 te zijn uitgemaakt dat het verzoek ziet op documenten die feitelijk, op het moment van het verzoek, onder het bestuursorgaan berusten.[44] De Who geeft geen aanleiding van dit uitgangspunt af te wijken. Ook onder de Who blijft uiteraard mogelijk dat latere informatie bij het verzoek wordt betrokken. Dit kan zelfs dienstig zijn gelet op de beeldvorming die kan ontstaan vanwege verouderde of incomplete informatie.

 

3.3 Termijnen

Zoals reeds opgemerkt valt ook niet uit te sluiten – zo is gebleken – dat de Who zich leent voor misbruik. Dit volgt mede uit het gegeven dat de wetgever, indachtig het gestelde in artikel 4, eerste lid, van de Hergebruikrichtlijn 2003, dezelfde termijnen die gelden bij de WOB hanteert.[45] Ingevolge artikel 4, vierde lid, van de Who dient op een verzoek zo spoedig mogelijk te worden beslist, maar in elk geval uiterlijk binnen vier weken na ontvangst. Deze termijn kan worden verlengd met een aansluitende periode van nog eens vier weken (artikel 4, vijfde lid, van de Who). De termijn wordt opgeschort als een belanghebbende in de gelegenheid wordt gesteld een zienswijze op de voet van artikel 4:8 van de Awb in te dienen. De opschorting gaat in op de dag nadat de betreffende instelling dit aan verzoeker heeft meegedeeld. De opschorting duurt voort tot de gevraagde zienswijze naar voren is gebracht, danwel de daarvoor verleende termijn ongebruikt is verstreken (artikel 4, zesde lid, van de Who). Het eindigen van de opschortingstermijn moet zo spoedig als mogelijk aan de verzoeker worden meegedeeld (artikel 4, zevende lid, van de Who).

 

Als het verzoek wordt ingewilligd, dient daadwerkelijke verstrekking zo snel mogelijk te geschieden, maar in ieder geval binnen een termijn die het mogelijk maakt het potentieel van de informatie volledig te benutten (artikel 4, achtste lid, Who).[46] Deze termijn wordt gebruikt om de informatie zoveel mogelijk herbruikbaar te maken.

 

Anders dan de WOB regelt de Who niets voor eventuele derde belanghebbenden ingeval dat tot toewijzing wordt besloten. Niet valt in te zien dat, analoog aan artikel 6, vijfde lid, van de WOB, niet eerder tot verstrekking wordt overgegaan dan twee weken nadat de beslissing is bekendgemaakt. Dan kan de derde belanghebbende immers een voorlopige voorziening tegen de verstrekking verzoeken. Evident volgt deze werkwijze niet uit de Who zodat de instelling de nodige ruimte heeft om te handelen. Anders dan de Wet open overheid heeft geregeld (in artikel 4.4, vijfde lid[47]) kent de Who – evenals de WOB – geen expliciete regeling inhoudende dat de verstrekking ten behoeve van hergebruik wordt opgeschort totdat de voorzieningenrechter uitspraak heeft gedaan of het verzoek is ingetrokken. Hoewel dit wel praktijk is, maakt een regeling het overbodig om hierin te voorzien door de voorzieningenrechter of dat hierover overleg moet plaatsvinden met alle betrokkenen.

 

Met artikel 4a van de Who is paragraaf 4.1.3.2 van de Algemene wet bestuursrecht (over de dwangsom bij niet tijdig beslissen) niet van toepassing op besluiten op grond van de Who en beslissingen op bezwaar die daarop volgen. Met artikel 4b van de Who over bezwaar en beroep bij niet tijdig beslissen, heeft de wetgever oog voor de noodzaak om wel iets te kunnen doen tegen vermeend misbruik door de overheid, inhoudende het niet overgaan tot besluitvorming naar aanleiding van verzoeken om informatie. In die regelingen is ook oog voor de mogelijke complexiteit van verzoeken die een rechtvaardiging kunnen zijn voor later besluiten.[48] De regeling geeft de rechter de mogelijkheid een termijn te stellen die afhankelijk is van de “omvang van het verzoek” en de opstelling van verzoeker te verdisconteren in de wederzijdse rechten (bijvoorbeeld op een proceskostenvergoeding).

 

Een voor de praktijk gemiste kans is dat niet expliciet de mogelijkheid wordt gecreëerd om tot fasering van een Who-verzoek over te gaan naar aanleiding van het overleg zodat de juridische consequenties daar ook van konden worden geduid. In de WOB-praktijk volgt dit nogal eens op een verzoek dat veel documenten beslaat. Onduidelijk is in zo’n geval dan wel op welk moment niet tijdig zou worden beslist en lijkt het erop dat verzoeker de bij wet gegeven termijn sowieso prijs geeft terwijl dat niet altijd zal zijn beoogd.

 

  1. Verstrekken van informatie: beschikbare formaten

4.1 De voorwaarden van artikel 5

In artikel 5, eerste  lid, van de Who wordt ingegaan op de wijze waarop de informatie – bij een toewijzende beschikking – wordt verstrekt.[49] Van belang is daarbij dat het gaat om informatie zoals die aanwezig is (4.2). Verstrekking vindt voor zover mogelijk via elektronische weg plaats (4.3). Dit alles in een open en machinaal leesbaar formaat (4.4) tezamen met de metadata (4.5). Deze laatste twee aspecten dienen vervolgens nog te voldoen (wederom voor zover mogelijk) aan formele open standaarden (4.6).

De begrippen ‘machinaal leesbaar formaat’, ‘open formaat’ en ‘formele open standaard’ zijn geïntroduceerd met de Hergebruikrichtlijn 2013 (artikel 2, leden 6 tot en met 8). Een nadere omzetting van deze begrippen is niet te vinden in de Who (zoals bijvoorbeeld wel het geval is met het begrip ‘openbare lichaam’ en het begrip ‘hergebruik’(artikel 1, aanhef en onder b en c).

Voordat we ingaan op deze aspecten is van belang te onderkennen dat de praktijk leert dat kennis van of een eenduidige opvatting over deze aspecten ontbreekt. Daarmee staat al snel ter discussie of het toewijzingsbesluit – waarmee hergebruik dus mogelijk wordt gemaakt – voor rechtmatig moet worden gehouden. Zoals gezegd hangt dit enerzijds samen met de technische aard van de te onderscheiden aspecten en de open normering die de definities die wel gegeven zijn kennen.

4.2 Zoals de informatie aanwezig is

De tweede voorwaarde uit artikel 5 Who gaat over de vorm waarin de informatie aanwezig is. Als de informatie voldoet aan de andere voorwaarden in dit artikel, volgt er geen verplichting uit de Who om de informatie zo te bewerken dat het beter geschikt is voor de ontvangende partij. Het is niet de bedoeling de gevraagde informatie op grote schaal te bewerken voorafgaand aan de beschikkingstelling.[50]

In eerder genoemd verzoek aan alle gemeente in Nederland werd gevraagd om alle nieuwsberichten sinds 2010 in een open formaat en bij voorkeur in een database-formaat (sql). De meeste gemeenten reageerden op dit verzoek met een verwijzing naar de website, waar de nieuwsberichten in een open standaard waren gepubliceerd. De informatie waarom werd verzocht was immers op deze wijze aanwezig. Dat leek ook in de regel niet ter discussie staan, maar eerder de machine leesbaarheid van de informatie waarover hierna meer.[51]

4.3 Voor zover mogelijk langs elektronische weg

Een volgende aspect is dat de infromatie wordt verstrekt via de elektronische weg. Wederom als inspanning geformuleerd, het moet immers mogelijk zijn. Dit aspect is vooral relevant ingeval het verzoek ziet op documenten die nog niet digitaal zijn. Te denken valt aan oude manuscripten of boeken. Een verzoek dat digitalisering van grote aantallen documenten vereist kan afgewezen worden, mits men daar een goede onderbouwing voor kan worden gegeven. Deze onderbouwing zal zich moeten toespitsen op de vraag waarom de gevraagde beschikbaarstelling meer voorstelt dan een (serie van) eenvoudige handeling(en) (zoals exporteren van een database) en daarmee een onevenredig grote inspanning van de organisatie vereist.[52]  In de uitspraak van de Afdeling in 2007 was het zogenaamde vergaringscriterium voor de WOB nog geformuleerd als ‘niet dan met een grote inspanning’, werd dit criterium in 2012 een ‘onevenredige inspanning’. In de Who zijn deze twee criteria samengesmolten en daarmee opgerekt tot een ‘onevenredig grote inspanning’.[53]

4.4 In een open en machinaal leesbaar formaat

Het aspect dat het om een open en machinaal leesbaar formaat moet gaan is tweeledig waarbij beide delen een aparte uitleg behoeven. Open formaten worden keurig voor de Nederlandse overheid onderhouden door het Forum Standaardisatie. Daar is een lijst te vinden je een lijst met alle geldende verplichte en aanbevolen open standaarden.[54] Zolang verstrekking plaatsvindt in een formaat dat vindbaar is op deze lijst wordt voldaan aan deze voorwaarde. Open standaarden bevorderen interoperabiliteit, dat wil zeggen de uitwisseling van data tussen verschillende systemen en zijn niet software-specifiek en kunnen daardoor door iedere leverancier worden ingebouwd in een IT-systeem.[55] In zoverre lijkt de toevoeging, dat informatie machinaal leesbaar is geen toegevoegde waarde toe te komen. Een document kan immers als machinaal leesbaar beschouwd worden als het een bestandsformaat heeft met een zodanige structuur dat softwaretoepassingen eenvoudig gegevens in het document kunnen identificeren, herkennen en extraheren, aldus de Who-wetgever.[56] Echter is aan voorgaande definitie al voldaan door het verstrekken in een open formaat.

De Hergebruikrichtlijn 2013 stelt vervolgens dat een en ander ook nog eens gemakkelijk moet kunnen. Dit is voer voor discussie (en dus aanleiding procedures) nu voor de één iets complex kan zijn wat voor een ander doodeenvoudig is. Ter illustratie, de iPhone kan heel simpel gezichten van vrienden herkennen tussen de foto’s op de telefoon, daar komt geen mens aan te pas. Maar maakt dat een foto een machine leesbaar formaat? Ja, niet voor iedere machine, maar het is ons inziens niet aan het verstrekkende orgaan omdat te beoordelen of bewerkstelligen. In zoverre is de toevoeging machinaal leesbaar zinledig.

Eerder genoemd verzoek en de daarop volgende procedures laten ook zien dat inderdaad verschillend kan worden gedacht over het begrip machinaal leesbaar. Zo oordeelde de rechtbank in de eerste zaak zonder enige onderbouwing dat een nieuwsbericht op een website niet machinaal leesbaar is.[57] In de gevoegde zaak van een aantal Utrechtse gemeenten herhaalt de rechtbank deze stelling, ditmaal wel voorzien van een onderbouwing. De gemeenten hadden onvoldoende uitgelegd hoe de nieuwsberichten op de website machinaal ingelezen hadden kunnen worden door de eisende partij.[58] Zonder deze uitleg had de rechtbank onvoldoende zekerheid om te kunnen oordelen of er sprake is van machine leesbaarheid. Gelet op het voorgaande is dit oordeel dus voor discussie vatbaar.

Les voor de praktijk hierbij is dat wanneer in een open formaat informatie wordt verstrekt, hierbij te verwijzen naar de bijbehorende documentatie op de website Forum voor Standaardisatie. Daar staat immers beschreven op welke wijze de data in dat formaat gebruikt kan worden, zodat voldaan wordt aan de verzochte uitleg in voorgaande kwestie.

4.5 Samen met de metadata

De eis dat ook de metadata moet worden verstrekt, leidde eveneens tot verwarring in de gemeentenieuws-zaken. Dit is ook niet verrassend als beseft wordt dat een definitie van metadata ontbreekt in de Who. Ook andere wetgeving of de Van Dale kent geen uitleg van dit begrip. In de praktijk wordt aangenomen dat het gestructureerde gegevens betreft die de inhoud van een bepaalde set data beschrijven. Te denken valt aan de omvang, de publicatiedatum, de auteur of bijvoorbeeld de taal waarin de set documenten gepubliceerd zijn. Ook in de parlementaire geschiedenis bij de Who wordt gesteld dat het gaat om relevante informatie bij de documenten, bijvoorbeeld over de actualiteit en het doel van informatie.[59] Op data.overheid.nl, waar veel bronnen openbaar zijn gemaakt met hergebruik als doel (in de regel uit eigen beweging en niet als gevolg van een verzoek op grond van de Who), valt op te maken dat de publicatie van metadata ook op deze manier in de praktijk wordt ingevuld.

Discussie kan dan bestaan dat volgens de verzoeker de metadata ontbreekt per – in veelgenoemde procedure – nieuwsbericht en dat daarom niet voldaan werd aan artikel 5 eerste lid Who.[60] Dit lijkt een verkeerde interpretatie van het begrip ‘samen met de metadata’ te zijn, die ook niet is weersproken door de rechtbank Midden-Nederland. Het zou, in navolging van de heersende praktijk rondom open data, niet meer dan een opsomming moeten zijn van specifieke kenmerken van de set met data. Dat de verzochte documenten, nieuwsberichten op een website, toevallig ook voorzien zijn van metadata zou geheel niet ter zake moeten doen.

4.6 Waarbij het formaat en de metadata voor zover mogelijk voldoen aan formele open standaarden

De laatste voorwaarde moedigt vooral aan formele standaarden te gebruiken, maar zet de deur op een kier voor formaten die nog niet officieel als open standaard zijn vastgesteld. Hierbij valt te denken aan standaarden waarvan in alle redelijkheid verwacht kan worden dat ze de geldende standaard in de nabije toekomst gaan vervangen. Ook hier kan eenvoudig het overzicht van Forum Standaardisatie gebruikt worden om te bezien of een niet-formele open standaard wel op de lijst van aanbevolen standaarden voor komt.[61]

 

  1. Conclusie

Dat de Who in het spoor van de WOB is getreden moge duidelijk zijn. De Who onderscheid zich echter dat eenieder, ongeacht zijn of haar belang, een verzoek kan neerleggen bij een bredere doelgroep van instellingen dan de WOB in een poging openbare informatie voor hergebruik te verkrijgen. Waar de WOB zich richt op de documenten en de openbaarmaking daarvan, richt de Who zich op de verkrijging van informatie die verscholen gaat in databases en documenten. Preciseren en afstemmen helpt verzoeken te verduidelijken en een gang naar de rechter te voorkomen.

 

De besluitvorming is in dezelfde lijn als de WOB aangaande doorzenden en de termijn van de behandeling. Enkele meer procedurele hobbels die in de WOB-praktijk zijn gebleken zijn ook geïntroduceerd in de Who. Op onderdelen lijkt dit niet helemaal nodig en dus ook niet wenselijk. Het afwijzen van verzoeken is volstrekt anders dan in WOB verband. Uitgangspunt is toewijzen, tenzij het verzoek ziet op informatie die expliciet is uitgesloten. Opgelet dient te worden indien een verzoek om hergebruik wordt ingediend indien de informatie nog niet openbaar is. Besluitvorming die dan volgt is dan gestoeld op de WOB. Een bijkomende besluit over de verstrekking tot hergebruik is dan gebaseerd op de Who.

 

Over de vorm waarin dan tot verstrekking moet worden overgegaan maakt de WOB het makkelijk. In de vorm die verzoeker wenst, tenzij redelijkerwijs niet kan worden gevergd. In het kader van de Who is dat meer technisch ingekaderd, waarbij de open norm – dat iets gemakkelijk herbruikbaar moet zijn – snel een discussie uitlokt die de rechter soms moeilijk lijkt te kunnen beslechten. In algemene zin is het raadzaam om te verstrekken in een formele standaard die terug te vinden is bij het Forum Standaardisatie en in de besluiten duidelijk te motiveren op welke wijze de informatie machinaal leesbaar is.

[1] Richtlijn 2003/98/EG van het Europees Parlement en de Raad van 17 november 2003 inzake het hergebruik van overheidsinformatie.

[2] Richtlijn 2013/37/EU van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2913 tot wijziging van Richtlijn 2003/98/EG inzake het hergebruik van overheidsinformatie.

[3] Wet van 24 juni 2015, houdende regels over het hergebruik van overheidsinformatie, Stb. 2015, 271.

[4] Rb. Midden-Nederland 29 september 2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:6490.

[5] Rb. Oost-Brabant 22 november 2016, ECLI:NL:RBOBR:2016:6510.

[6] Om over het wel (Rb. Zeeland-West-Brabant 18 mei 2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:3307) of niet (Rb. Den Haag 15 december 2016, ECLI:NL:RBDHA:2016:15507) aannemen van misbruik van recht nog maar te zwijgen.

[7] Ministerie van Binnenlandse Zaken. (2018, 1 maart). Statistiek aantallen datasets. Geraadpleegd op 12 maart 2018, van https://data.overheid.nl/statistieken.

[8] Kamerstukken II 2015/16, 32 802, nr. 21, p. 2.

[9] Het stellen van voorwaarden (artikel 6 van de Who), het thema exclusieve rechten (artikel 7 en 8 van de Who) en de tarifering (artikel 9 van de Who) blijven buiten beschouwing.

[10] We hebben een aanpak gekozen die vergelijkbaar is aan C.N. van der Sluis, ‘De Wet open overheid in de gemeentelijke praktijk; de behandeling van het Woo-verzoek (deel I)’, Gst. 2016/135.

[11] Overweging 1 bij de Hergebruikrichtlijn 2013.

[12] Overweging 3 bij de Hergebruikrichtlijn 2013.

[13] Zie reeds Rb. Zeeland-West-Brabant 18 mei 2017, ECLI:NL:RBZWB:2017:3307.

[14] Zie voor het ‘belang’ van het noemen van de grondslag van een verzoek ABRvS 13 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1929, Gst. 2013/129, ABRvS 4 december 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2218 (vgl. ABRvS 16 april 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1311), ABRvS 26 maart 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1045 en ABRvS 14 maart 2018, ECLI:NL:RVS:2018:848.

[15] ABRvS 13 november 2013, ECLI:NL:RVS:2013:1929, Gst. 2013/129, m.nt. C.N. van der Sluis.

[16] Strikt genomen lijkt hiermee overigens geen invulling te worden gegeven aan de mogelijkheid voor het bestuursorgaan om verzoeker te verzoeken het verzoek te preciseren en hem daarbij behulpzaam te zijn. De vraag is immers gericht op de grondslag en niet zozeer ingegeven door de onduidelijkheid qua (inhoudelijke) formulering (waar artikel 3, vierde lid, van de Who).

[17] ABRvS 20 augustus 2014, ECLI:NL:RVS:2014:3106, JB 2014/185, m.nt. L.J. Wildeboer; ABRvS 8 juni 2016, ECLI:NL:RVS:2016:1587, Gst. 2016/84, m.nt. C.N. van der Sluis.

[18] ABRvS 15 februari 2017, ECLI:NL:RVS:2017:384.

[19] Kamerstukken II 2014/15, 34 123, nr. 3, p. 4.

[20] Zie artikel 2.2 van de Wet open overheid (Kamerstukken I 2015/16, 33 328, A) en de bijkomende mogelijkheid om bij AMvB andere rechtspersonen onder het bereik van de Woo te laten vallen (artikel 2.3 Woo).

[21] HvJEG van 30 januari 2001, Agora, gevoegde zaken C-223/99 en C-260/99, 2001, Jur. 2001, blz. I-03605 en Korhonen, HvJEG van 22 mei 2003, zaak C-18/01, Jur. 2003, blz. I-05321.

[22] Zoals de minister stelde in reactie op vragen van de Tweede Kamer, Kamerstukken II 2014/15, 34 123, nr. 6, p. 4.

[23] De Europese Commissie is immers van mening dat woningcorporaties moeten worden aangemerkt als aanbestedende diensten (nr. 2014/24/EG) en heeft aldus besloten tot een inbreukprocedure op 7 december 2017. Nederland is het overigens niet eens met de Europese Commissie, Kamerstukken II 2017/18, 29 453, nr. 468, p. 6-7.

[24] Bepalend is dus de indringende invloed die het bestuursorgaan heeft. Vgl. ABRvS 11 december 2013, ECLI:NL:RVS:2013:2357, Gst. 2014/21, m.nt. C.N. van der Sluis en ABRvS 14 mei 2014, ECLI:NL:RVS:2014:1723, JB 2014/138, m.nt. G. Overkleeft-Verburg, ABRvS 9 maart 2016, ECLI:NL:RVS:2016:623, Gst. 2016/79, m.nt. M.J. de Groot en C.N. van der Sluis en ABRvS 1 juni 2016, , ECLI:NL:RVS:2016:1494, AB 2016/254, m.nt. N. Jak. Zie uitgebreid ook N. Jak, ‘Semipublieke instellingen en de Wet open overheid’, NJB 2016/1475.

[25] Kamerstukken II 2014/15, 34 123, nr. 3, p. 4.

[26] Merk op dat die voor specifieke informatie die gerelateerd is aan onderzoeksresultaten ook niet (meer) te maken kunnen krijgen met de WOB; ABRvS 31 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:321, Gst. 2018/70, mn.nt. C.N. van der Sluis en ABRvS 31 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:322.

[27] Ingevolge artikel 2, tweede lid, Who. Zie ook Kamerstukken II 2014/15, 34 123, nr. 3, p. 23-24.

[28] Artikel 3, eerste lid, van de WOB bepaalt dat het om dergelijke informatie moet gaan. Artikel 1.1 van de Wet open overheid introduceert het begrip “publieke informatie”. Zie kritisch hierover Van der Sluis (2016), a.w., p. 732-733.

[29] Kamerstukken II 2014/15, 34 123, nr. 3, p. 23.

[30] De zienswijzeprocedure volgt bij WOB-verzoeken verplicht uit artikel 6, derde lid, van de WOB en uit artikel 4:8 van de Awb bij actieve openbaarmaking op de voet van artikel 8 van de WOB.

[31] Kamerstukken II 2014/15, 34 123, nr. 3, p. 21.

[32] Kamerstukken II 2014/15, 34123, nr. 3, p. 19. Daarmee lijken ook WhatsApp- en sms-berichten onder het bereik van de Who te (kunnen) vallen (Rb. Midden-Nederland 28 november 2017, ECLI:NL:RBMNE:2017:5979, AB 2018/34, m.nt. M.A.J. West).

[33] M.M.C. Maas-Cooymans en C.N. van der Sluis, ‘Wet openbaarheid van bestuur in de praktijk. Een praktisch overzicht van mogelijkheden, verplichtingen en valkuilen’, Gst. 2010/24, p. 102.

[34] Vgl. Maas-Cooymans en Van der Sluis (2010), p. 102.

[35] De Wet open overheid regelt dit – gegeven de jurisprudentie in het kader van de WOB (ABRvS 27 juli 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BR3196, Gst. 2011/91, m.nt. C.N. van der Sluis.) strikt genomen niet vereist – expliciet; Kamerstukken II 2013/14, 33 328, nr. 9, p. 77. Overigens lijkt bij de professionele verzoeker minder snel aanleiding te zijn om door te zenden; ABRvS 18 november 2015, ECLI:NL:RVS:2015:3556, Gst. 2016/19, m.nt. C.N. van der Sluis.

[36] Al lijkt dat wat genuanceerd door de nieuwe lijn dat documenten op alinea-niveau beoordeeld mogen worden, vgl. ABRvS 31 januari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:314 en ABRvS 28 februari 2018, ECLI:NL:RVS:2018:715.

[37] Zie overwegingen 7 en 8 bij de Hergebruikrichtlijn 2013.

[38] Kamerstukken II 2014/15, 34 123, nr. 3, p. 24.

[39] Kamerstukken II 2015/16, 34 123, nr. 6, p. 6, hetgeen herhaald wordt in toelichtende handleiding van het ministerie.

[40] Werd al gememoreerd in de eerdere bijdrage (Maas-Cooymans en Van der Sluis (2010), p. 104 ) en kort nadien bevestigd door de Afdeling (10 oktober 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BO1189, AB 2011/21, m.nt. P.J. Stolk, JB 2010/267, Gst. 2010/119, m.nt. C.N. van der Sluis) en is nu dus gecodificeerd, Kamerstukken II 2013/14, 33 328, nr. 9, p. 77. ABRvS 10 februari 2016, ECLI:NL:RVS:2016:292, Gst. 2016/59, m.nt. C.N. van der Sluis.

[41] Rb. Midden-Nederland 19 augustus 2016, ECLI:NL:RBMNE:2016:4802.

[42] ABRvS 20 januari 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BK9881.

[43] Maas-Cooymans en Van der Sluis (2010), p. 104. Dit mede naar aanleiding van ABRvS 6 januari 2010, ECLI:NL:RVS:2010:BK8353.

[44] ABRvS 16 januari 2013, ECLI:NL:RVS:2013:BY8529.

[45] Alhoewel de richtlijn niet dwingend voorschrift de toegangsregeling maatgevend te laten zijn, heeft de richtlijn wel gesteld dat sprake moet zijn van een redelijke termijn “die strookt met” de toegangsregeling. Acht weken had wellicht ook redelijk geweest.

[46] Dit volgt direct uit overweging 12 van de Hergebruikrichtlijn 2013.

[47] Ingevoegd bij nota van wijziging naar aanleiding van een suggestie van de Raad voor de Rechtspraak in een notitie van 21 augustus 2014, Kamerstukken II 2014/15, 33 328, nr. 14, p. 34, 68.

[48] Een en ander ingevoegd met de Wet van 13 juli 2016 tot wijziging van de Wet openbaarheid van bestuur in verband met aanvullingen ter voorkoming van misbruik, Stb. 2016, 301.

[49] Gegeven het gestelde daarover in de Hergebruikrichtlijn wordt daarbij logischerwijs volstrekt niet aangesloten bij de regeling van de WOB.

[50] Kamerstukken II 2014/15, 34 123, nr. 3, p. 7.

[51] Rb. Overijssel 23 mei 2017, ECLI:NL:RBOVE:2017:2142 en Rb. Overijssel 6 juni 2017 ECLI:NL:RBOVE:2017:2282.

[52] Kamerstukken II 2014/15, 34 123, nr. 3, p. 8.

[53] ABRvS 14 maart 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BV8749, m.nt. P.J. Stolk

[54] Forum Standaardisatie. (2018, 1 maart). Lijst open standaarden. Geraadpleegd op 12 maart 2018, van https://www.forumstandaardisatie.nl/open-standaarden

[55] Forum Standaardisatie. (2018, 1 maart). Open standaarden. Geraadpleegd op 14 maart 2018, van https://www.forumstandaardisatie.nl/thema/open-standaarden

[56] Kamerstukken II 2014/15, 34 123, nr. 3, p. 8.

[57] Rb. Oost-Brabant, ECLI:NL:RBOBR:2016:6502.

[58] Rb. Midden-Nederland, ECLI:NL:RBMNE:2017:3420.

[59] Kamerstukken II 2014/15, 34 123, nr. 3, p. 16.

[60] Rb. Midden-Nederland, ECLI:NL:RBMNE:2017:3420.

[61]  Forum Standaardisatie. (2018, 1 maart). Lijst aanbevolen open standaarden. Geraadpleegd op 14 maart 2018, van https://www.forumstandaardisatie.nl/open-standaarden/lijst/aanbevolen

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *