Evaluatie afschaffing dwamgsomregeling Wob. Geen reden tot klagen?

Na veel ontwikkelingen in de rechtspraak kwam uiteindelijk de wetgever in actie om Wob-misbruik een halt toe te roepen (zie uitgebreid hierover deze bijdrage aan de JB Select jubileumbundel). Per 1 oktober 2016 werd de dwangsomregeling losgekoppeld van de Wet openbaarheid van bestuur. Te laat besluiten op een Wob-verzoek leidt niet direct meer tot een dwangsom voor het bestuur. De plicht om tot betaling vanwege niet tijdige besluitvorming is nog niet helemaal uit beeld. Na een beroep vanwege niet-tijdig besluiten dreigt altijd nog een een dwangsom, opgelegd door de rechter (zie hierover het nog altijd veel gelezen blog “Dwangsom en de Wet openbaarheid van bestuur, hoe zit het nu?“). Een wet behoeft zo nu en dan een evaluatie. Werkt het zoals bedacht of moet er iets veranderd worden? Over de loskoppeling van de dwangsomregeling verscheen recent zo’n evaluatie. Een bespreking waard.

Die evaluatie verscheen in de vorm van een SEO-onderzoek naar de effecten van het loskoppelen van de dwangsomregeling bij de Wob. Hier enkele van de belangrijkste bevindingen van de onderzoekers met een enkele opmerking daarbij:

“De afschaffing van de dwangsom bij de Wob heeft ertoe geleid dat er (vrijwel) geen financieel gemotiveerd misbruik meer is. Misbruik met het oog op het frustreren van een bestuursorgaan of een obsessief streven naar openbaarmaking van overheidsinformatie blijft in gelijke mate bestaan.”

Gegeven het hier bestaande inzicht in de praktijk klopt dit deels. Een enkeling probeert nog aan te sturen op onjuiste besluitvorming zodat een proceskostenveroordeling voor het bestuursorgaan dreigt, maar die aantallen zijn beperkt. De querulant die ook de Wob hanteert blijft inderdaad een vast fenomeen in menig gemeente.

“Er zijn indicaties dat de doorlooptijd van Wob-verzoeken sinds de afschaffing van de dwangsom-regeling bij de Wob jaarlijks toeneemt. Hiervoor bestaan twee ‘concurrerende’ verklaringen:
• de omvang en complexiteit van Wob-verzoeken is toegenomen, door digitalisering van de overheid en toegenomen bekendheid van de Wob; en
• door het verdwijnen van de dwangsomregeling bij de Wob is de prikkel voor de overheid om tijdig te reageren afgenomen.”

Na de nodige jaren in de Wob-praktijk werkzaam te zijn (zowel voor overheden als belanghebbenden als verzoekers) trek ik deze conclusie toch in twijfel. Complexer zijn de verzoeken toch niet geworden. Eerder zijn de zoekmogelijkheden toegenomen om snel door digitale omgevingen te gaan om te kijken wat er allemaal is. Dan is er dus mogelijk meer, maar dat kan ook weer makkelijk worden doorzocht.

De toegenomen bekendheid met de Wob kan ik moeilijk beoordelen, ook niet op basis van het rapport van SEO. Dat zou overigens betekenen dat er dus veel meer Wob-verzoeken worden ingediend. Ook dat is me niet direct duidelijk en bekend en blijkt ook niet uit het overzicht van het aantal Wob-verzoeken bij het Rijk in 2014 tot en met 2018.

Uiteindelijk is de voorzichtige conclusie dat de doorlooptijden dus toenemen. Die conclusie baseert men vooral op het Volkskrant-artikel dat eerder verscheen. De Volkskrant stelt dat 10 weken of langer dus sowieso een termijn overschrijding is. Hoewel dat niet helemaal klopt – de zienswijzetermijn die gegund kan worden kan langer zijn dan twee weken bijvoorbeeld (SEO gaat uit van maximaal 6) – is de stelling van SEO dat de uitgangspunten van de Volkskrant niet kloppen ook voor discussie vatbaar. Want dat de omvang van een verzoek of schoolvakanties een reden voor opschorting geven is natuurlijk niet juist.

“Er zijn geen signalen dat het misbruik zich grootschalig heeft verplaatst naar andere wetten of regelingen.”

Dat eerste is een gegeven, al geeft de AVG toch zo nu en dan een makkelijke ingang om te procederen. Vooralsnog lijkt dit beperkt tot een enkeling en is misbruik in dat verband in de rechtspraak nog niet breed aangenomen.

“Het aantal (hoger) beroepszaken over de Wob is niet structureel toegenomen.”

Al die complexe zaken en de toegenomen bekendheid met de Wob leiden dus in elk geval niet tot veel meer procedures bij de rechtbanken en hogere rechtscolleges. Dat scheelt! Maar zegt dit nu iets over de kwaliteit van de besluitvorming, de door partijen ingeschatte kansrijkheid van een procedure of toch iets over de doorlooptijden (de nieuwswaarde is van de informatie, de zin van procederen is komen te vervallen)?

De conclusie van de Minister? Geen aanleiding tot wijziging, aldus de aanbiedingsbrief. En vooral de oproep om tijdig tot besluitvorming te komen. Juist ook in tijden van crisis aldus de Minister. Interessant gegeven de mededelingen van menig (rijks-)overheidsorgaan om vanwege corona zichzelf wat meer tijd te gunnen.