Raad van State 1 juni 2022; intern beraad en persoonlijke beleidsopvattingen. Een puzzel in de praktijk!

Artikel 11 van de Wob gaf en artikel 5.2 van de Woo geeft het kader om het intern beraad ook echt intern te houden. Dit alles om ambtenaren en andere betrokkenen te beschermen zodat in vrijheid kan worden overlegd en geadviseerd.

Om deze uitzondering op de openbaarheid toe te mogen passen, is een kritische beoordeling van de documenten nodig. Is er sprake van een document van intern beraad? Zo ja, zijn er persoonlijke beleidsopvattingen in opgenomen? Alleen die laatste onderdelen – per zelfstandig onderdeel (zoals een alinea) te bezien – mogen vervolgens geheim blijven. Dit ligt nog wat genuanceerder als sprake is van milieu-informatie. En onder de Woo moeten de persoonlijke beleidsopvattingen in documenten van de minister, het college van B&W of het college van GS nog eerder openbaar worden gemaakt (beluister o.a. deze podcast 10 en podcast 12). Helemaal als het gaat om documenten die ouder zijn dan vijf jaar.

Een uitspraak van de Raad van State van vandaag laat het kader mooi zien:

  • documenten van een externe krijgen niet het label ‘intern beraad’ als deze in opdracht van een onderneming (niet de gemeente i.c.) zijn opgesteld (zie onder 6);
  • een advies van de advocaat van de onderneming, vergelijkbaar met een advies van diezelfde advocaat aan de gemeente, is (dus ook) geen document voor intern beraad (zie onder 7);
  • een advies van een derde kan intern beraad zijn, tenzij de derde een eigen belang heeft (zie 8.2);
  • een advies dat met een externe is gedeeld is ook geen intern beraad meer (zie 8.3 en 8.4);
  • feitelijkheden in documenten van intern beraad zijn soms makkelijker te scheiden van de opvattingen dan gedacht (zie 8.5 en 9.1-9.4);
  • ook informatie die gedachtevorming reflecteren kunnen milieu-informatie zijn als het informatie bevat over de toestand van of de gevolgen voor met name de bodem (10.2).

Er gaat dus een streep door het besluit (ook omdat andere weigeringsgronden wel zijn genoemd maar niet zijn gemotiveerd).

Door het ontbrekende overgangsrecht vormt de Woo het kader voor het nieuw te nemen besluit (zie onder 13). Dat zal de nodige gevolgen hebben. Te meer omdat:

  • persoonlijke beleidsopvattingen nog eerder openbaar gemaakt moeten worden (zie artikel 5.2 lid 2);
  • onevenredige benadeling (kennelijk ook een ingeroepen weigeringsgrond) slechts bedoeld is voor uitzonderlijke gevallen (zie artikel 5.1, lid 5).