Update Rechtbank Den Haag 22 september 2020; Strafrechtelijke procedures en de Wob

Een interessante uitspraak voor hen die zich begeven in het strafrecht maar ook in algemene zin een Wob-uitspraak met enkele opvallende kwesties (zie ook deze cursus in november). Het gaat om openbaarmaking van documenten die samenhangen met een bezoek van de zaaksofficier, hoofdofficier en de liaisonofficier aan Thailand. Een paar opvallende zaken uit deze uitspraak zijn het noemen waard:

  • De stelling dat er niet meer documenten zijn is geloofwaardig aldus de rechtbank. Bijzonder is dat makkelijk lijkt te worden geaccepteerd dat WhatsAppcorrespondentie er niet (meer) is. Over de indringendheid van zoeken laat de uitspraak zich niet uit. Dat de advocaat dergelijke berichten wel heeft (onduidelijk is of dat ook App-berichten zijn met de officier) maakt voor de rechtbank niet uit.
  • Artikel 30 Strafvordering – die regeling die een kader geeft voor het kunnen inzien van de stukken in het strafdossier door de verdachte – is en blijft een bijzondere regeling zodat de Wob niet van toepassing is bij documenten die op het moment van besluitvorming in het strafdossier aanwezig zijn.
  • Een specifiek belang van een persoon – gelegen in waarheidsvinding – maakt voor de Wob niet uit.
  • Vertrouwelijk overleg tussen OM en Minister behoeft bescherming, zeker bij een gevoelige strafzaak;
  • Het belang van opsporing en vervolging is in elk geval aan de orde indien de strafzaak nog moet beginnen;
  • Curieus is de stelling van de rechtbank dat de naam van de zaakofficier – die inmiddels bekend is – toch bescherming toekomt.
  • Artikel 11 Wob is volgens de rechtbank een absolute weigeringsgrond. De fijnproever zal zeggen dat het een beperking vormt van het uitgangspunt van de Wob dat alles openbaar is. De absolute weigeringsgronden vinden we in artikel 10, eerste lid. Maar goed, absolute werking heeft artikel 11 (ondanks lid 2 en 4) in beginsel wel.