Update Rechtbank Rotterdam 15 oktober 2019; “In DNB we trust”. Over boeteoplegging, Wob-verzoeken en op de zaak betrekking hebbende stukken

Een recente update en de uitspraak van de Rechtbank Rotterdam van 15 oktober jl. maken duidelijk dat het thema ‘op de zaak betrekking hebbende stukken’ actueel is. Laatstgenoemde uitspraak maakt ook duidelijk dat het als procespartij soms loont om parallel aan een procedure tegen – in dit geval – een opgelegde bestuurlijke boete, ook een Wob-verzoek te richten aan het bestuursorgaan of andere bestuursorganen. Zeker al het vermoeden bestaat dat het bestuursorgaan niet volledig is geweest in het vormen van het procesdossier op basis waarvan de rechter tot een oordeel moet komen.

De Rotterdamse uitspraak gaat over een bestuurlijke boete, opgelegd aan een trustkantoor. Discussie was of er overleg had plaatsgevonden tussen het Ministerie van Financiën en De Nederlandse Bank. Antwoorden op Kamervragen wekte die suggestie en uit een besluit op een Wob-verzoek bij het Ministerie van Financiën bleek dat er wel degelijk overleg had plaatsgevonden tussen DNB en het ministerie in de vorm van een e-mailwisseling.

De stelling in de bestuurlijke boete procedure dat geen overleg had plaatsgevonden is volgens de rechtbank al ongeloofwaardig gegeven de antwoorden op de Kamervragen (zie onder 6.3). De rechtbank acht weer wel geloofwaardig dat dit overleg niet meer was dan de e-mailwisseling over de Kamervragen. Die e-mails hadden als “op de zaak betrekking hebbende stukken” evenwel wel bij het procesdossier moeten worden gevoegd. DNB had beter moeten zoeken volgens de rechtbank, zeker nu het trustkantoor vroeg om documenten in dit kader (zie onder 6.5).

De consequentie mag er zijn: op beide boetebedragen dient een korting van 10% te worden toegepast. De boetes zijn dus nog ‘maar’ EUR 534.375,- en EUR 9000,-.