Update Tweede Kamer 18 november 2020; Wettelijke basis voor deelbesluiten bij omvangrijke verzoeken

Werd gisteren nog het amendement bekend tot wijziging van artikel 5.2 Woo (persoonlijke beleidsopvattingen) (zie deze update over de impact). Vandaag kwam van hetzelfde Kamerlid Van der Molen een amendement online waarmee artikel 4.1 (de kernbepaling over het Woo-verzoek) moet worden gewijzigd. Het amendement geeft een wettelijke basis voor de mogelijkheid voor verzoeker en bestuursorgaan om in overleg te treden.

Dat overleg kan aan de orde zijn bij een omvangrijk verzoek. Wanneer een verzoek aan dat criterium voldoet blijft in het midden. Vooralsnog lijkt uit andere stukken bij de Woo vooral bedoeld te zijn, verzoeken waarbij het gaat om een grote hoeveelheid informatie. Dat het gaat om complexe informatie of een groot aantal belanghebbenden, maakt een verzoek daarmee (dus) nog niet omvangrijk.

Het overleg moet resulteren in een tijdig besluit op een deel van het verzoek (binnen de termijnen dus van artikel 4.4). De hoop is dat het verzoek voor het overige wellicht kan komen te vervallen of in elk geval dat de verzoeker vooral tijdig krijgt waar het hem/haar zeker om te doen is.  Dit wekt wel de indruk dus dat het bestuursorgaan alle documenten op een rij moet hebben zodat de verzoeker wel weet waaruit valt te kiezen. Deelbesluit 1 wordt daarmee het voorgerecht dat mogelijk al voldoende vult zodat daarna kan worden ‘afgerekend’.

Hoewel sympathiek lijkt deze toevoeging (net als artikel 4.1a bijvoorbeeld) overbodig. Enerzijds hebben we al de bepalingen van 8.3 en 8.4 die in combinatie met de regels uit de Algemene wet bestuursrecht (4:5 en 4:15) een basis geven voor het overleg. Anderzijds is in de rechtspraak erkend dat gewerkt kan worden met deelbesluiten. Dit komt uitdrukkelijk tot uiting in de ‘WhatsApp-uitspraak‘ (zie over het ‘WhatsApp-deel’ deze update en de vervolguitspraak deze update).

Tot slot is het voorgestelde artikellid niet ideaal. In artikel 4.1, vijfde lid gaat het over het contact bij een onvoldoende gespecificeerd verzoek. Dat gegeven betekent dus dat het verzoek nog ‘niet compleet’ is zodat het kan worden behandeld. De aangelegenheid of het document (één van deze elementen moeten duidelijk zijn volgens aritkel 4.1, vierde lid) is nog niet duidelijk genoeg. Daarover bestaat bij omvangrijke verzoeken geen discussie en dus kan het in beginsel gewoon behandeld worden (en gaan de termijn dus gewoon lopen). Dat is een wezenlijk ander vertrekpunt.

We Woo gaat dus nog altijd door…. Volgende week misschien de behandeling in de Tweede Kamer, 10 december een training.