Van de vaste rechtspraak onder de Wob – noemt iemand de Wob dan is iets een Wob-verzoek (zie annotatie) – mag worden aangenomen dat die ook onder de Woo kan worden toegepast (zie eerder al dit bericht). Toch werd eerder ook al opgemerkt dat enkel het noemen van de grondslag onder de Woo niet altijd voldoende is. Met de Woo zijn namelijk ook bijzondere verzoeken geïntroduceerd. Over het 5.5-verzoek gaat deze uitspraak van de rechtbank Zeeland-West-Brabant (Rechtbank Zeeland-West-Brabant 12 april 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:2435).
Een mooie optie tot informatie
Dit nieuwe fenomeen dat de Woo heeft geïntroduceerd, de mogelijkheid van artikel 5.5 Woo, krijgt de laatste tijd de nodige aandacht. Het gaat dan dus om de mogelijkheid om informatie bij de overheid op te vragen over de persoon zelf, zonder dat het meteen openbaar wordt voor eenieder. Het gaat dan om het door de overheid aangelegde dossier over de persoon of informatie over die persoon die terug komt in een dossier over een andere aangelegenheid (zie dit bericht). De optie van artikel 5.5 vormt een mooie oplossing voor de behoefte van iemand om inzage te krijgen in informatie over zichzelf zonder dat met die actie openbaarheid voor eenieder dreigt of dat diegene allemaal zwarte bladzijden krijgt (omdat de bescherming van de persoonlijke levenssfeer aan openbaarmaking in de weg wordt gesteld), een mooi alternatief dus.
Niet zelf te maken door het bestuursorgaan
Toch valt of staat de aard van het Woo-verzoek (4.1 – voor eenieder – of 5.5 – alleen voor verzoeker) wel met het oogmerk van de verzoeker en de woorden (en context) van het verzoek zelf. Het bestuursorgaan doet er dus goed aan om bij twijfel contact te zoeken. Een verzoek zomaar zelf aanmerken als een 5.5-verzoek kan dus niet zo leert de hier besproken uitspraak (Rechtbank Zeeland-West-Brabant 12 april 2024, ECLI:NL:RBZWB:2024:2435). Helemaal niet als het verzoek spreekt van het ‘openbaar maken’ van de informatie. Iets is dus niet automatisch een 5.5-verzoek als iemand informatie over zichzelf opvraagt.