1. Alvorens een advies als bedoeld in artikel 7.2, vierde lid, uit te brengen, bemiddelt het college tussen het bestuursorgaan en de klager. Het bestuursorgaan werkt aan de bemiddeling mee.
2. Indien de klacht mede betrekking heeft op een besluit op grond van deze wet waartegen bezwaar open staat, wordt de termijn voor het indienen van bezwaar, bedoeld in artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht, opgeschort tot het college advies heeft uitgebracht, dan wel aan de klager en het bestuursorgaan heeft bericht dat geen advies zal worden uitgebracht. De opschorting van de bezwaartermijn vangt aan met ingang van de dag nadat de klager de klacht aan het college heeft gezonden.
3. Indien de klager bezwaar maakt tegen het besluit, bedoeld in het tweede lid, beslist het bestuursorgaan in afwijking van artikel 7:10, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht binnen twee weken nadat het college advies heeft uitgebracht, dan wel aan de klager en het bestuursorgaan heeft bericht dat geen advies zal worden uitgebracht.
4. Bij algemene maatregel van bestuur kunnen nadere regels worden gesteld over de wijze waarop klachten worden ingediend en het college tussen het bestuursorgaan en de klager bemiddelt als bedoeld in het eerste lid.
Annotatie
Het Adviescollege openbaarheid en informatiehuishouding krijgt verschillende functies toebedeeld. De praktijk zal vooral moeten uitwijzen op welke wijze, met welke armslag en welke impact het adviescollege zijn taken zal uitoefenen. Het moet de Tweede en Eerste Kamer adviseren waar het gaat om de uitvoering van regelgeving die raakt aan openbaarheid van overheidsinformatie. Het adviseert de minister inzake het meerjarenplan zoals omschreven in artikel 6.2 van de Woo. Ook adviseert het over nieuwe regelgeving. Belangrijkste rol is de ombudsfunctie bij klachten van onderzoekers. De toelichting wekt de indruk dat de klacht gaat over de afhandeling van Woo-verzoeken, de tekst zelf spreekt overal over het kunnen klagen over de wijze waarop publieke informatie openbaar wordt gemaakt. Ook zal het adviescollege een aan opleiding en voorlichting moet doen.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021, 35 112, nr. 16; Tweede Nota van wijziging
Een klacht leidt dus tot bemiddeling. Het bestuursorgaan werk daaraan mee. Als een klager geen bemiddeling wil, dient hij geen klacht in, maar beperkt zicht tot de route van bezwaar en beroep. Het college bemiddelt dan tussen de klager en het bestuursorgaan. Leidt de bemiddeling tot een resultaat, dan is het geschil opgelost. In andere gevallen brengt het college een advies aan het bestuursorgaan uit, dat bij de beslissing op bezwaar verder kan worden betrokken. Als de klacht gaat over een afwijzing van een verzoek om informatie waartegen nog bezwaar kan worden gemaakt, schort de klacht de termijn van artikel 6:7 Awb op waarbinnen bezwaar moet worden gemaakt. Mocht het bezwaar al zijn ingediend, dan schort de klacht de termijn van artikel 7:10 Awb op waarbinnen op het bezwaar moet zijn beslist. Hiermee wordt voorkomen dat een klacht ertoe zou leiden dat de klager de mogelijkheid van een gang naar de rechter verliest, zonder dat de klager voor allerlei procedurekeuzes komt te staan. De opschorting eindigt als het college het advies uitbrengt of meedeelt dat geen advies wordt uitgebracht. Aanleiding voor een dergelijke mededeling kan zijn dat de klacht worden ingetrokken wegens een geslaagde bemiddelingspoging, maar ook dat het college oordeelt dat de klacht onduidelijk is of dat de klager niet voldoet aan de categorie voor wie de mogelijkheid tot klagen is opengesteld. Als de bemiddeling niet slaagt, brengt het college advies uit, dat het bestuursorgaan zal betrekken bij de beslissing op bezwaar. Deze adviezen zijn op grond van artikel 3.3, tweede lid, onderdeel e, Woo openbaar. De initiatiefnemers gaan ervan uit dat het college de adviezen via PLOOI zal ontsluiten, ook als artikel 3.3, tweede lid, onderdeel e, nog niet in werking is getreden. Omdat de klachtenprocedure is afgerond voordat op een bezwaar is beslist, is het niet nodig om een regeling te treffen voor opschorting van de termijn waarbinnen beroep bij de bestuursrechter kan worden ingediend.
Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021, 35 112, nr. 21; Amendement Sneller
Artikel 7.3, tweede lid, regelt de samenloop met de bezwaarprocedure. Met de voorgestelde tekst wordt voorkomen dat een bestuursorgaan wel profiteert van de opschorting van de beslistermijn op bezwaar, maar verder niet meewerkt aan de bemiddeling. Door mee te werken aan de bemiddeling breidt het bestuursorgaan de beslissing op bezwaar voor. Ook als de bemiddeling niet tot overeenstemming leidt, zal het bestuursorgaan al een afweging hebben gemaakt en een aanloop tot besluitvorming hebben gemaakt. Daarmee heeft een bestuursorgaan na afloop van de bemiddeling niet meer de volle termijn nodig om een beslissing op bezwaar te nemen. Die termijn kan dus worden verkort. Het maakt daarbij niet uit of de klager gebruik maakt van de opschorting, of dat hij gelijktijdig of voor het indienen van de klacht al een bezwaarschrift indient. Een bestuursorgaan dat niet meewerkt aan de bemiddeling snijdt zich dan in de vingers als hij nadat het advies wordt uitgebracht binnen die kortere tijd alsnog op het bezwaarschrift moet beslissen. De voorgestelde amvb kan deze voorziening niet regelen, omdat hierbij van de Algemene wet bestuursrecht wordt afgeweken.
In het derde lid volgt dan de bepaling op grond waarvan bij amvb regels kunnen worden gesteld over de wijze van indienen van de klachten en de inrichting van de bemiddeling.