De Wob en de evacuaties uit Afghanistan

Naar aanleiding van de chaotisch verlopen evacuaties uit Afghanistan in de zomer vorig jaar heeft GeenStijl op 30 augustus vorig jaar Wob-verzoeken ingediend bij de ministeries van Defensie, Buitenlandse Zaken, Justitie & Veiligheid en Algemene Zaken. In deze verzoeken worden documenten opgevraagd die betrekking hebben op de evacuaties.

Niet geheel onvoorspelbaar lukt het de ministeries niet tijdig te besluiten op de Wob-verzoeken (zie het antwoord op Kamervragen). GeenStijl heeft vanwege de te late besluitvorming beroepen ingesteld tegen het niet tijdig nemen van besluiten op de Wob-verzoeken (zie deze, deze en deze uitspraak).

De ministeries voeren aan dat sprake is van bijzondere omstandigheden die een langere beslistermijn rechtvaardigen. Denk hierbij aan het feit dat het om een heel omvangrijk en complex dossier gaat dat ook nog eens veel gevoelige informatie bevat. De rechtbank gaat mee in de constatering dat sprake is van bijzondere omstandigheden, maar omdat de ministeries geen duidelijkheid verschaffen binnen welke termijn ze wel een besluit kunnen nemen en omdat op dat moment al vijf maanden verstreken zijn krijgen de ministeries alsnog maar 14 dagen de tijd om tot besluitvorming over te gaan (vergelijk enerzijds deze en anderzijds deze uitspraak). Er wordt ook een dwangsom verbonden aan overschrijding van deze termijn.

De ministeries in verzet

De ministers gaan tegen de uitspraken in verzet en vragen om als voorlopige voorziening de uitspraken te schorsen totdat op het verzet is besloten. Dit omdat de rechtbank de beroepen op grond van artikel 8:54 van de Awb zonder zitting heeft afgedaan. Daarbij geven ze ook aan dat ze in juni 2022 (9 maanden na ontvangst van de Wob-verzoeken!) verwachten een besluit te kunnen nemen.

Procesrechtelijk intermezzo

In deze verzetsprocedure zit een interessant procesrechtelijk element: GeenStijl stelt namelijk dat in een verzetsprocedure helemaal niet om een voorlopige voorziening verzocht kan worden. De Algemene wet bestuursrecht voorziet hier namelijk helemaal niet in. De rechtbank gaat hier echter niet in mee. Artikel 8:81 van de Awb noemt weliswaar niet de verzetsprocedure als procedure waarin om een voorlopige voorziening kan worden verzocht maar gezien de bedoeling van een verzetsprocedure (het heropenen van de beroepsprocedure) en het feit dat het doen van verzet de werking van een uitspraak niet schorst terwijl er toch rechtsgevolgen (kunnen) intreden maakt dat de rechtbank het toch mogelijk acht dat er om een voorlopige voorziening verzocht wordt.

De beslissingen in de verzetprocedures

Het verzet wordt in alle gevallen ongegrond verklaard (zie deze, deze en deze uitspraak). In de verzetprocedures heeft de voorzieningenrechter geoordeeld of voor het bepalen van de beslistermijn een zitting nodig was. Met andere woorden: is het terecht geweest dat de beroepen wegens het niet tijdig nemen van een besluit zonder zittingen zijn afgedaan? In de verzetprocedures oordeelt de voorzieningenrechter dat de ministers in te algemene bewoordingen hebben aangegeven waarom niet tijdig besloten kon worden. Weliswaar is uit de verweerschriften duidelijk geworden dat sprake was van een bijzonder geval, maar de verweerschriften waren niet concreet genoeg om aanleiding te zien een zitting te houden om een nadere beslistermijn te bepalen. Daarbij wordt er vooral waarde aan gehecht dat er in de bezwaarschriften geen enkele hint wordt gegeven wanneer een Wob-verzoek kan worden verwacht.

Les voor de praktijk

Wil je als bestuursorgaan na een gegrond beroep wegens niet tijdige besluitvorming graag een ruimere beslistermijn krijgen dan twee weken? Motiveer concreet waarom je deze ruimere termijn nodig hebt en binnen welke termijn je wel verwacht een besluit te kunnen nemen. Met een algemene motivering kom je niet ver, zoveel is duidelijk geworden na de Wob-procedures van GeenStijl.