Gerechtshof Amsterdam 17 oktober 2019; Geheimhouding (8:29) van namen van ambtenaren

Ook het belastingrecht laat zich goeddeels door het bestuursprocesrecht reguleren, en dus is het vraagstuk omtrent geheimhouding van processtukken (8:29 Awb) ook daar relevant. In een tussenuitspraak van het Gerechtshof Amsterdam komt dit onderwerp aan bod. Hieruit volgt onder meer dat het Gerechtshof niet uitgaat van gewichtige redenen (met een beroep op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer) bij ambtenaren met een mandaat (zie onder 3.3) (en dat buitenlandse CLO ambtenaren niet gelijk te schakelen zijn met gemandateerde ambtenaren).

Via de routing van de AVG ligt vervolgens de vraag voor in hoeverre de namen van ambtenaren beschermd moeten worden. In de afweging van belangen – moeten alle procespartijen inzicht hebben in alle processtukken of is sprake van een gewichtige reden (bescherming van de levenssfeer van de betrokken ambtenaren) – gaat het hof vervolgens in op de motieven van de procespartij bij het verkrijgen van de namen. Dat is niet enkel ingegeven door het kunnen oproepen als getuigen, maar ook om te kunnen achterhalen de namen van andere (controlerende) ambtenaren. Da laatste maakt voor het hof, dat de privacy van de CLO-ambtenaren aanzienlijk zwaarder weegt. Bovendien acht het hof niet uitgesloten dat ook andere wegen bewandeld kunnen worden om de informatie te achterhalen.

Hier breekt appellant dus op dat hij misschien wat te eerlijk is geweest over zijn primaire maar ook secundaire motief. Voor een ieder die met deze materie te maken heeft (binnen of buiten het belastingrecht) een wijze les om goed over het motief na te denken en te communiceren c.q. daarop door te vragen. Het kan doorslaggevend zijn bij de vraag of processtukken (gedeeltelijk) geheim blijven of niet.