Gerechtshof Den Haag 6 oktober 2020; Geheimhoudingsbeding in een vso en de Wob

Op het oog een vervolg in een al langlopende kwestie tussen een partij en de Intergemeentelijke Sociale Dienst (ISD) Bollenstreek (zie deze updates). Dit keer een uitspraak van het Gerechtshof Den Haag over de verhouding tussen bestuursrechtelijke procedures (o.a. op grond van de Wob) en een in een vaststellingsovereenkomst (vso) opgenomen geheimhoudingsbepaling.

Die bepaling maakte dat de vso geheim zou blijven en dat verstrekking een boete oplevert van EUR 5000,–. Bij enkele van de vele procedures op grond van de Wob en klachten merkte de ISD de vso aan als op de zaak betrekking hebbend stuk. Het werd dus overgelegd aan de bezwaarschriftencommissie en de ombudsman én werd verstrekt aan de betrokkene na een ingediend Wob-verzoek.

Het hof acht een verplichting tot betaling van de boete door ISD aan betrokkene niet aan de orde. Het kent daarbij gewicht toe aan het gegeven dat de bezwaarschriftencommissie en de ombudsman instanties zijn die hebben te oordelen op klachten en bezwaarschriften en daarbij noodzakelijkerwijs de beschikking moeten hebben over informatie. Bovendien is van belang dat betrokkene de vso zelf enkele keren had ingebracht in zo’n procedure (en dus moest accepteren dat het als op de zaak betrekking hebbend stuk, de route die de Awb daarvoor geeft zou volgen).

Een logische uitspraak waarbij nog kan worden opgemerkt dat het de voorkeur verdient om in overeenkomsten waarbij een overheidsinstantie is betrokken, in de geheimhoudingsbepaling altijd op te nemen dat een en ander natuurlijk zijn grens kent in de wettelijke verplichtingen van die overheidsinstantie. Maar ik zou menen dat ook zonder die expliciete toevoeging bekendheid van de wederpartij die contracteert met de overheid ertoe zou moeten leiden dat de geheimhoudingsbepaling zo moet worden uitgelegd dat die natuurlijk onverlet laat dat er iets is als de Wob (of enig ander wettelijk kader dat dwingt tot het verstrekken van informatie).