Raad van State 19 januari 2022; Adviesnota over de verkoop van een pand. Typisch geval “formele bestuurlijke besluitvorming”?

Na het amendement van Van der Molen (zie update), waarmee artikel 5.2 van de Woo (bescherming persoonlijke beleidsopvattingen in documenten van intern beraad) werd aangevuld met een derde lid was het erg zoeken met wat nu precies zou zijn bedoeld met deze bepaling. In het op 4 februari 2021 afgeronde artikelsgewijze commentaar wees ik al wat rariteiten in de bepaling:

  • wat is formele bestuurlijke besluitvorming?
  • waarom worden ook niet-bestuursorganen als de wethouder en de gedeputeerde genoemd?
  • en waarom worden de waterschappen of gemeenschappelijke regelingen ook niet aangespoord?

Want aansporen doet dit derde lid. Aansporen tot het in beginsel bekend maken van persoonlijke beleidsopvattingen, in geanonimiseerde vorm. De toelichting naderhand – aangezet door vragen van de PvdA-fractie in de Eerste Kamer – gevormd door BZK en initiatiefnemers heeft wat helderheid willen brengen. Dat laat onverlet dat de rechtspraak van na 1 mei 2022 zal moeten uitwijzen hoe beperkt of ruim dit derde lid zal gelden.

Een uitspraak van de Raad van State van 19 januari 2022 maakt duidelijk dat de uitkomst onder de Woo – met dit amendement – echt anders kan zijn geweest dan nu het geval. De vraag ligt immers voor of een adviesnota voor het college van B&W, met voor- en tegenargumenten, kanttekeningen en afwegingen over de kosten van de verkoop van het pand, openbaar gemaakt moet worden. De Raad van State vindt, in navolging van de rechtbank, dat dit niet het geval is. Ook vindt zij dat geen toepassing moet worden gegeven aan de mogelijkheid een en ander anoniem openbaar te maken (artikel 11 lid 2 Wob).  Daarmee zou immers inzicht worden verkregen in de strategische belangen van de gemeente Eindhoven.

Natuurlijk geeft artikel 5.2 lid 3 ook de optie om toch af te zien van het uitgangspunt dat de opvattingen anoniem worden verstrekt: als het intern beraad wordt geschaad. En de toelichting geeft een casus als die in Eindhoven aan als voorbeeld waarbij dergelijke schade aan de orde zou kunnen zijn.

Wat leert deze casus dan? Of de soep van dit amendement wordt toch minder heet gegeten straks als dat het wordt opgediend. Of na 1 mei 2022 zal de Raad van State toch meer (moeten) vragen qua motivering waarom de anonieme verstrekking geen optie dan nu het geval.