Raad van State 26 mei 2021; Iemand ten onrechte (WOB-) misbruiker noemen betekent niet vanzelf dat een schadevergoeding aan de orde is

Zoals al vaker opgemerkt op deze site en elders is het stellen dat sprake is van misbruik van de Wob geen sinecure. Het behoeft een geheel van feiten en omstandigheden, zo leerde ook de Belastingdienst in een procedure tegen een oud-medewerker. Ten onrechte was de oud-medewerker, die de Wob hanteerde om informatie te achterhalen (ten behoeve o.a. van een strafrechtelijke procedure), misbruik verweten.

Die onjuistheid vormt een opmaat voor een verzoek tot schadevergoeding. De vraag of aanleiding bestaat voor een vergoeding van immateriële schade bespreekt de Raad van State in de uitspraak over de band van  artikel 6:106, eerste lid, aanhef en onder b, van het Burgerlijk Wetboek. Duidelijk wordt dat het op de weg van appellant ligt om een oorzakelijk verband aannemelijk te maken tussen de onrechtmatige besluitvorming door en de door hem gestelde (door de strafprocedure en de uitkomst daarvan veroorzaakte) gezondheidsklachten. Lukt dat niet dan kan er geen vergoeding van schade die met de gezondheidsklachten zou samenhangen volgen. Een gekwetst gevoel door het besluit dat sprake zou zijn van misbruik is onvoldoende. Helemaal als het besluit ogenschijnlijk best zorgvuldig tot stand is gekomen, althans niet dermate grievend of diffamerend dat sprake kan zijn van een aantasting van de eer en goede naam.