Rechtbank Midden-Nederland 2 december 2020; Geen openbaarmaking van informatie over het onderhandelingsproces tot een coalitieakkoord

Informatie over de totstandkoming van een formatie is geregeld onderwerp van een Wob-verzoek (zie bijvoorbeeld deze uitspraak). Want hoe is de koehandel uiteindelijk geweest waardoor de coalitie uiteindelijk tot een akkoord heeft kunnen komen? De Wet open overheid heeft er – eerst alleen voor kabinetsformaties en nadien ook voor coalitievorming op decentraal niveau – een aparte regeling voor gegeven om deze terugkerende vraag in elk geval bij wet te hebben geslecht. Tijdens de formatie is de informatie niet openbaar, aldus artikel 5.4 van de Woo.

Voor nu, onder de Wob, zijn de ‘gewone’ weigeringsgronden van de Wob de eventuele grondslag voor vertrouwelijkheid. Direct in het oog springt dan de onevenredige benadeling van de overheid. Het doorbreken van de vertrouwelijkheid van het onderhandelingsproces staat dan aan openbaarmaking. Dit speelt ook in een zaak die geleid heeft tot een uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland over het coalitieakkoord van de gemeente Utrecht. Uit de uitspraak volgt dat een Wob-beoordeling van stukken moet worden gemaakt en dat stukken verstrekt moeten worden die van louter feitelijk aard zijn. Dat is anders bij informatie die inzicht geeft in het onderhandelingstraject. Hoewel toegezegde vertrouwelijkheid geen doorslaggevend gewicht toekomt, schetst het wel voldoende context om te komen tot de stelling dat openbaarmaking tot onevenredige benadeling van betrokkenen leidt.

Overigens zal straks onder de Woo artikel 5.4 ook geen blijvende bescherming bieden (het geldt immers als absolute weigeringsgrond totdat de formatie is afgerond). Ook dan is dus een greep naar de weigeringsronden nodig. Als dan zal al snel een beroep op de nieuwe weigeringsgrond “het goed functioneren van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen” worden gedaan (zie artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder i).