Update Rechtbank Amsterdam 20 december 2019; Over het zoeken naar WhatsApp- en sms-berichten

Eerder werd al melding gemaakt van het vervolg op de WhatsApp-uitspraak van de Raad van State van 20 maart 2019. Het vervolg is in behandeling bij de Raad van State, de zitting is geweest, het is nu wachten op een uitspraak (te volgen via de attenderingsmogelijkheid met zaaknummer 201905713/1)

Eind 2019 gaf de Rechtbank Amsterdam in deze uitspraak al een eigen visie op de wijze waarop naar de berichten moet worden gezocht en wanneer die zoektocht – zonder resultaat – dan acceptabel is (beluister hierover ook deze podcast). Na een erkenning van de gemeente Amsterdam dat zij niet conform de “20 maart uitspraak” had gehandeld, is zij op zoek gegaan naar gegevens uit de telefoon. Dat onderzoek bestond uit het doen van navraag bij betrokkene of zij beschikt over de gevraagde sms- en Whatsapp-berichten. Die persoon gaf aan geen digitale berichten over deze bestuurlijke aangelegenheid heeft en ook nooit heeft gehad.

Het onderzoek naar gegevens op een werktelefoon leidt tot niets. Mogelijk door het verlies in tijd (eerst was er nog niet gezocht) is de mededeling op 1 november dat de gemeente niet meer beschikt over gegevens uit de werktelefoon. De telefoon is bij vertrek ingeleverd en toen volgens vaste praktijk na een maand volledig leeggehaald. Berichten van welke inhoud dan ook, die er mogelijk toen nog opstonden, zijn niet bewaard.

Voornoemde onderzoek vindt de rechtbank prima om vervolgens te belanden bij de standaardoverweging over de geloofwaardigheid van de mededeling dat informatie er niet (meer) is. Eiser in kwestie heeft niets kunnen inbrengen om aannemelijk te maken dat digitale documentatie over deze bestuurlijke aangelegenheid toch bij de gemeente berust.
Hoezeer allemaal in lijn met de Wob – zie ook al besproken kort na 20 maart in de blog “Eerste Hulp na de WhatsApp-uitspraak” – kan de vraag gesteld worden of niet meer van het bestuursorgaan mag worden verwacht qua bewaren en archiveren (ook van dit soort berichten), of de enkele mededeling van een betrokkene (er is niets) voldoende is en of de informatie toch niet ergens beschikbaar is. De jurisprudentie hierover staat nog zeker niet stil.