Update Rechtbank Rotterdam 28 november 2019; Reputatieschade vanwege publicatie bestuurlijke boete? Niet snel sprake van onevenredige benadeling.

De toezichthouder die overgaat tot het opleggen van een bestuurlijke boete én publicatie daarvan. Het is bijna een vast gegeven in de praktijk toezichthoudend Nederland. Ook de AFM gaat hiertoe over bij het opleggen van boetes op grond van de Wft. Het is zelfs in de wet verankerd. Ook in de wet is opgenomen de redenen waarom sprake zou kunnen of moeten zijn van uitstel van publicatie. Omdat:

a. die gegevens herleidbaar zijn tot een natuurlijk persoon en bekendmaking van zijn persoonsgegevens onevenredig zou zijn;

b. betrokken partijen in onevenredige mate schade zou worden berokkend;

c. een lopend strafrechtelijk onderzoek of een lopend onderzoek door de toezichthouder naar mogelijke overtredingen zou worden ondermijnd; of

d. de stabiliteit van het financiële stelsel in gevaar zou worden gebracht.

Een eigen kader, anders dan de Wob dus maar wel sterk lijkend op een Wob-toets. In deze uitspraak van de Rechtbank Rotterdam wordt duidelijk gemaakt dat niet snel sprake is van onevenredige schade. Het moet dan immers gaan om een individuele, bijzondere situatie, waarbij de door de betrokkene(n) als gevolg van de publicatie te verwachten schade zodanig uitzonderlijk is dat het belang van de bescherming van de markt daarvoor moet wijken. Veelal wordt dan gewezen op reputatieschade. Nu in dit soort gevallen de positie van de betrokken onderneming niet snel verschilt van andere ondernemingen die met een dergelijke publicatie te maken krijgen, slaagt een beroep dan in de regel niet.