Van der Sluis – update College van Beroep voor het bedrijfsleven 11 juli 2019; het inbrengen van gevoelige stukken via 8:29 Awb

Over het inbrengen van (gevoelige) stukken in een bestuursrechtelijke procedure schreef ik recent al een blog. Duidelijk werd dat de Raad van State bij het inbrengen van stukken kritisch toetst of sprake is van gewichtige redenen. Een ‘simpele’ WOB toets is het niet. In een procedure die volgt op een zogeheten Marktanalysebesluit van de Autoriteit Consument en Markt (ACM) oordeelt het CBB in deze uitspraak of documenten terecht onder geheimhouding zijn ingebracht. Wat leert deze uitspraak voor andere procedures:

  • het inbrengen van stukken met een beroep op 8:29 Awb vergt welhaast een apart ‘WOB-besluit’. Goed gemotiveerd moet worden waarom bepaalde (passages van) documenten wel bekend moeten zijn bij de rechter, maar niet bij de wederpartij;
  • die toets lijkt wat meer ambtshalve te worden gedaan door het CBb waar het gaat om concurrentiegevoelige gegevens (zie onder 3.1-3.3)
  • er lijkt wat meer te worden gevraagd van het bestuursorgaan als het gaat om concepten van rapporten die al openbaar zijn. ACM had echt meer moeten motiveren. Het CBb past hier bijvoorbeeld niet de uit de jurisprudentie volgende lijn toe dat daar waar concepten afwijken van definitieve openbare documenten uitgangspunt is dat sprake is van persoonlijke beleidsopvattingen (zie hierover deze annotatie)
  • hoewel het voorgaande doet vermoeden dat sprake is van louter een WOB-beoordeling, merkt het CBb onder 4.3 zien de WOB wel echt als ondergrens aan. Ze betrekt dus ook juist de belangen van de wederpartij van de ACM in dezen bij de vraag of het specifieke belang bij kennisname (ten behoeve van de procespositie) zwaarder moet wegen. Nu de ACM onvoldoende of niet gemotiveerd heeft waarom zijn belang prevaleert wordt het verzoek afgewezen
  • Het CBb zendt daar waar het verzoek over wordt afgewezen vervolgens niet door aan de wederpartij. De documenten worden toegezonden aan het bestuursorgaan die een keuze moet maken of de stukken wel ingediend worden. Doet zij dat niet, dan dreigt het gegeven dat “het College daaruit de gevolgtrekkingen maken die hem geraden voorkomen”