Rechtbank Midden-Nederland: de bedrijfsnaam als persoonsgegeven

Een uitspraak van de Rechtbank Midden-Nederland die maar weer duidelijk maakt dat de ondernemer die zijn eigen (achter)naam gebruikt in zijn bedrijfsnaam niet snel – althans bij deze rechtbank (zie eerder ook al) – een beroep kan doen op de bescherming van de persoonlijke levenssfeer. Dit te meer als het woonadres gelijk valt met het bedrijfsadres. Wat hier bovendien speelt, is dat sprake is van emissiegegevens (want de locatie van een IPPC-inrichting) zodat openbaarmaking al snel aan de orde is (onder de Wet open overheid sowieso, zie artikel 5.1, lid 7).

Vrees voor ‘shoppen’ uit de verkregen informatie – en daarmee een onevenwichtig beeld geven – maakt ook niet dat de informatie geheim kan blijven. De rechtbank meent dat een eventueel verkeerd beeld ook rechtgezet had kunnen worden door het opnemen van de nodige disclaimers of commentaar. Merk op dat dit onder de Woo zelfs een verplichting is (artikel 2.4 lid 5).

Dit aspect speelt wel bij informatie die onder het verzoek is geschaard maar die gaan over iets anders dan waar het verzoek op ziet (het specifieke bedrijf). De rechtbank meent dat deze informatie dus geweigerd moet worden. Dat is dus anders dan de Raad van State eerder oordeelde (zie update), dat ook buiten de aanvraag kan worden getreden. Dan geeft de bepaling over actief openbaar maken (artikel 8 Wob, artikel 3.1 Woo) namelijk een grondslag. Het laat maar weer wel zien dat het goed lezen van het verzoek van groot belang is (zie ook recent deze update).

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *