Van der Sluis op ‘Binnenlands Bestuur’ 9 juli 2020: Wob is echt iets anders dan de Grondwet Gemeentewet

Column op Binnenlands Bestuur

Het ongevraagde advies van de Raad van State over de ministeriële verantwoordelijkheid heeft veel stof doen opwaaien, vooral over het onderwerp informatie-uitwisseling tussen kabinet en parlement.

Niet gek gelet op alle ongemak rond informatievoorziening op de onderwerpen Belastingtoeslagen (zie de woedeaanval van Kamerlid Omtzigt op YouTube) en PFAS. En ook op decentraal niveau blijft de spanning tussen geheimhouding en inlichtingenrecht de gemoederen zo nu en dan goed bezig houden. Zie recent nog maar het vermeend delen van geheime informatie door de wethouder in een interview met de pers (artikel AD).

 

In nagenoeg alle berichtgeving hieromtrent komt al snel de Wet openbaarheid van bestuur of de Wet open overheid om de hoek kijken (zie bijvoorbeeld het item bij Nieuwsuur). Hoewel te begrijpen – het gaat allebei immers over het verkrijgen van informatie bij de overheid – leidt het tot de nodige onjuiste aannames en wordt het debat verstoord.

 

Uiteraard moeten Kamerleden hun taak (controleren) goed kunnen uitoefenen. Informatie is daarvoor van groot belang, Daarvoor geeft artikel 68 Grondwet ook de basis. Het verplicht de bewindspersonen om inlichtingen te verstrekken, mondeling of schriftelijk, die door parlementsleden is verlangd. De basis ligt daarmee dus bij het parlement dat inlichtingen verlangt – en dus een taak heeft duidelijk te omschrijven wat men wil – en het zwaartepunt ligt vervolgens bij de bewindspersoon. Die heeft de vrijheid om mondeling of schriftelijk inlichtingen te verstrekken. In beginsel dus ook in de vorm die hij of zij voor zich ziet. Bij ontevredenheid aan parlementszijde over de invulling staat doorvragen vrij. Zelfs het vragen van specifieke documenten staat vrij.

 

Bij dat laatste loopt het Kamerlid tegen de moeilijkheid aan die ook menig Wob-verzoeker kent. Je weet niet wat er is, je kent alleen het onderwerp waar je iets over te weten wilt komen. De Wob maakt het dan makkelijk: noem het onderwerp en de overheid moet door de archieven op zoek naar documenten. Een belangrijk begrip: documenten. Daar ziet de Wob dus op. Daaronder valt dus alles aan gegevensdragers zoals ook WhatsApp- en sms-berichten. Het antwoord op zo’n verzoek moet een besluit zijn met een uitspraak over het wel, niet of gedeeltelijk openbaar maken van de documenten. De vrijheid over de vorm waarin informatie wordt verstrekt is zeer beperkt. Zo kan nagenoeg niet worden volstaan met wat algemene antwoorden over wat er in de documenten zou staan.

 

Kortom, die Wob is echt iets anders dan de Grondwet (of Gemeentewet). Vervelend is natuurlijk wel dat parlementsleden (of raadsleden), geconfronteerd met de uitkomst van zo’n Wob-procedure, zich misleid voelen. Een journalist of nieuwsgierige burger krijgt zo maar documenten terwijl het parlementslid het heeft moeten doen met antwoorden op gestelde vragen! Dat kan toch niet? Nou, volgens de regels dus eerlijk gezegd wel. Helpt dat? Nou nee. Je zou je dus ook kunnen voorstellen dat het kabinet standaard uitkomsten van Wob-verzoeken bekend maakt. Eerlijk gezegd gebeurt dat ook op de website van de rijksoverheid. Maar goed, welk Kamerlid kijkt daar dagelijks op? Is er dan een plicht om hen daarop te attenderen. Ik zou denken van niet, zo ver reikt de inlichtingenplicht niet. Politiek verstandig is het wel. Is het Kamerlid vervolgens gelukkig? Ik waag het te betwijfelen. De informatie komt in grote hoeveelheden, soms zonder context, op het Kamerlid af waardoor een overdaad aan informatie dreigt.

 

Is er dan nu iets mis? Misschien wel als je de voorbeelden uitlicht waaruit achteraf blijkt dat antwoorden op vragen niet juist lijken te zijn bij bestudering van later bekend gemaakte documenten (via de Wob of via de Grondwet). Dat wekt geen vertrouwen, al mag het ook niet als bevestiging worden gezien van dat “het allemaal niet deugt”. Die nuance, die ook Thom de Graaf naar voren brengt, lijkt te ontbreken bij de nodige commentaren op het advies van de Raad van State. Zonde, omdat het ook niet bijdraagt aan een eerlijke discussie over verwachtingen, mogelijkheden en uitdagingen als het gaat om openbaarheid van overheidsinformatie. En laten we eerlijk zijn, uiteindelijk heeft een parlement altijd het laatste woord, ook over de invulling van 68 Grondwet.

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *