Volgende ronde vragen van de Eerste Kamer over de Wet open overheid

Zoals vorige week al opgemerkt (zie update) zou nog een extra ronde aanvullende vragen – in de vorm van een nader voorlopig verslag – worden gesteld aan de initiatiefnemers van de Wet open overheid. De memorie van antwoord, waarin de eerste vragen werden beantwoord (zie deze update), was kennelijk onvoldoende. Dit nader voorlopig verslag verscheen op 8 juni. Nuttige vragen die open eindjes en onduidelijkheden verder moeten inkaderen zodat de rechter hier straks ook iets mee kan. Hieronder een eerste bespreking.

Wat te doen met het geanonimiseerd verstrekken van de persoonlijke beleidsopvattingen?

Een deel van de vragen ziet vooral op de nieuwe beleidslijn van het kabinet om beslisnota’s en beslisdocumenten openbaar te maken in geanonimiseerd vorm (zie de brief van 30 april jl. (zie update)). Of dit valt onder het begrip document. Nu kan genoeg commentaar worden geleverd op de definities van document en publieke informatie – zie deze blog bijvoorbeeld – maar duidelijk is wel dat de beslisnota’s e.d. gewoon op te vragen zijn via de Wob en de Woo.

Met de poging van de initiatiefnemers om het niet-juridische begrip ‘formele bestuurlijke besluitvorming’ in artikel 5.2 te duiden lijkt de Kamer wel tevreden. Wel merkt men op – dat deed ik eerder al in de artikelsgewijze toelichting –  dat niet navolgbaar is waarom de waterschappen buiten beeld blijven. Het verzoek aan de regering wordt gedaan om alvast een wijziging van de Woo voor te bereiden na inwerkingtreding (kennelijk ziet de PvdA het dus grosso modo wel zitten met de Woo).

Uitleg van de actief openbaar te maken informatie

Verder is de kamer vooral bang voor de eigen transparantie. Zie bijvoorbeeld de vragen over de actieve openbaarmakingsplicht van artikel 3.3 en de informatie-uitwisseling tussen fractieleden, fracties etc.

Wel nuttig voor vele bestuursorganen zijn de verduidelijkingsvragen over een aantal categorieën van artikel 3.3. Want wat wordt precies bedoeld met ’ter behandeling ingekomen stukken’ (ik merkte het al eerder op in 2016 in het Gemeentestem-artikel, deel II, onder paragraaf 5.4.2)? En wat geldt precies qua moment van actieve openbaarmaking als een document misschien in twee categorieën valt die zijn genoemd in artikel 3.3, lid 2?

Ook het verlies aan autonomie – door de plicht om PLOOI te gebruiken (door artikel 3.3b) – is een in trainingen veel gehoorde vraag. De PvdA stelt hem terecht. Wel opvallend, alleen vanuit de eigen positie redenerend, terwijl het natuurlijk alle organen die onder de Woo vallen raakt!

Ook de vragen over de nog wat onbestemde overgangsbepaling van artikel 10.2 e.v. (over de band van vragen over artikel 10.3) zijn nuttig. Want wanneer gaat nu welke verplichting gelden qua actieve openbaarmaking?

Eigen inbreng of opgelegd plan?

Ook relevant – ook voor anderen – is de vraag naar de rol en invloed van organen die onder de Woo zullen vallen over het meerjarenplan (wat moet leiden tot een goede informatiehuishouding).

We zien uit naar de antwoorden van de initiatiefnemers en de regering… Over vier weken zou dit moeten volgen.

Meer over dit – en al het andere van de Woo – is te horen a.s. 29 juni, bij de Praktijkgerichte training.

 

Geef een reactie

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *