Artikel 3 (Wie, vraagt wat aan wie en hoe wordt dat beoordeeld?)

Annotatie

Een kernbepaling van de Wob nu hier uit volgt voor wie de wet een ingang vormt tot overheidsinformatie. Dat “een ieder” die ingang toekomt, maakt dat de verzoeker geen belang hoeft te hebben bij het verzoek of het onderwerp (de bestuurlijke aangelegenheid). Hoewel het belang er dus niet toe doet (lid 3), is vanwege het Wob-misbruik nog wel eens relevant wat een verzoeker beoogt met het verzoek (het doel). Vanwege de werking van artikel 10 EVRM kan bij besluitvorming naar aanleiding van een Wob-verzoek van zgn. ‘social watchdogs‘ (journalisten e.d.)  een verzwaarde motiveringslast gelden. Ieder natuurlijk persoon of elke rechtspersoon kan een verzoek richten tot een bestuursorgaan. In aanvulling daarop wordt door het eerste lid de reikwijdte van de Wob ook verruimd tot instellingen, diensten of bedrijven die onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzaam zijn. Of sprake is van zo’n entiteit laat zich duiden door de vraag of deze zich dient te voegen naar opdrachten en aanwijzingen van het bestuursorgaan. Kaderstellend zijn vervolgens de “bestuurlijke aangelegenheid” (het onderwerp) en dat het gaat om informatie die in documenten ligt besloten. De verzoeker dient concreet te zijn in zijn verzoek (lid 2). Lukt dat niet of onvoldoende dan dient het bestuursorgaan hulp aan te bieden om het verzoek te preciseren (lid 4). Het bestuursorgaan doet er goed aan dit aanbod van hulp vast te leggen teneinde latere discussie te voorkomen. Overigens schort de periode van precisering de beslistermijn op. Tot slot volgt uit het vijfde lid dat alleen artikel 10 en artikel 11 betrokken worden bij de beoordeling van de documenten. De werklast of onvolledigheid van de informatie zijn dus irrelevant en kunnen het niet openbaar maken van informatie niet rechtvaardigen. Wel kan het zo zijn dat als na een beoordeling zoveel onderdelen van een document gelakt moeten worden, dat dan het gehele document niet verstrekt hoeft te worden.

 

  1. Een ieder kan een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
  2. De verzoeker vermeldt bij zijn verzoek de bestuurlijke aangelegenheid of het daarop betrekking hebbend document, waarover hij informatie wenst te ontvangen.
  3. De verzoeker behoeft bij zijn verzoek geen belang te stellen.
  4. Indien een verzoek te algemeen geformuleerd is, verzoekt het bestuursorgaan de verzoeker zo spoedig mogelijk om zijn verzoek te preciseren en is het hem daarbij behulpzaam.
  5. Een verzoek om informatie wordt ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.