Artikel 6 (Procedure van besluitvorming)

Annotatie

Deze bepaling beschrijft het proces van besluitvorming inclusief de termijnen die daarbij gelden. Vanaf het moment van ontvangst van het verzoek gaat een eerste termijn lopen. Binnen 4 weken moet worden beslist (voor milieu-informatie geldt een termijn van 2 weken). Lukt het binnen die periode niet, dan staat de mogelijkheid van verdaging ter beschikking waarbij een plicht tot motivering geldt (lid 2). Zijn derden betrokken dan dienen deze personen in de gelegenheid te worden gesteld om een zienswijze te geven (lid 3). Duidelijk is dat de zienswijze wordt betrokken bij de besluitvorming. Deze is evenwel niet bepalend voor de inhoud van het uiteindelijke besluit. De geboden zienswijzetermijn (in de regel 2 weken, maar afwijking kan) schort de beslistermijn verder op. Zijn alle zienswijzen binnen of is de termijn ongebruikt voorbij gegaan dan verneemt de verzoeker om informatie dat (lid 4). Dan weet deze wanneer een besluit tegemoet kan worden gezien. Leidt deze procedure uiteindelijk tot een besluit, maar bestaat de kans dat derden bezwaar hebben tegen (gedeeltelijke) openbaarmaking, dan wordt de informatie niet direct openbaar gemaakt met het besluit. Zodoende hebben deze derden de gelegenheid bezwaar te maken. Zij dienen dan ook direct een voorlopige voorziening procedure te doorlopen om de werking van het besluit (en dus de openbaarmaking) (tijdelijk) te schorsen (lid 5). Voor milieu-informatie wordt in lid 6 een afwijkende regeling gegeven teneinde te voldoen aan het Verdrag van Aarhus (maximaal 2 maanden): termijn van twee weken als het vermoeden bestaat dat belanghebbenden bezwaar hebben tegen openbaarmaking (hen moet aan het eind dan immers twee weken worden geboden om de mogelijkheden van lid 5 te kunnen toepassen) (sub a), verdagen enkel vanwege omvang of complexiteit (met vier weken) (sub b) en de zienswijze-termijn geeft geen langere termijn, maar een zienswijze moet wel worden gevraagd (sub c).

 

  1. Het bestuursorgaan beslist op het verzoek om informatie zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen vier weken gerekend vanaf de dag na die waarop het verzoek is ontvangen.
  2. Het bestuursorgaan kan de beslissing voor ten hoogste vier weken verdagen. Van de verdaging wordt voor de afloop van de eerste termijn schriftelijk gemotiveerd mededeling gedaan aan de verzoeker.
  3. Onverminderd artikel 4:15 van de Algemene wet bestuursrecht wordt de termijn voor het geven van een beschikking opgeschort gerekend vanaf de dag na die waarop het bestuursorgaan de verzoeker meedeelt dat toepassing is gegeven aan artikel 4:8 van de Algemene wet bestuursrecht, tot de dag waarop door de belanghebbende of belanghebbenden een zienswijze naar voren is gebracht of de daarvoor gestelde termijn ongebruikt is verstreken.
  4. Indien de opschorting, bedoeld in het derde lid, eindigt, doet het bestuursorgaan daarvan zo spoedig mogelijk mededeling aan de verzoeker, onder vermelding van de termijn binnen welke de beschikking alsnog moet worden gegeven.
  5. Indien het bestuursorgaan heeft besloten informatie te verstrekken, wordt de informatie verstrekt tegelijk met de bekendmaking van het besluit, tenzij naar verwachting een belanghebbende bezwaar daar tegen heeft, in welk geval de informatie niet eerder wordt verstrekt dan twee weken nadat de beslissing is bekendgemaakt.
  6. Voor zover het verzoek betrekking heeft op het verstrekken van milieu-informatie:
    a. bedraagt de uiterste beslistermijn in afwijking van het eerste lid twee weken indien het bestuursorgaan voornemens is de milieu-informatie te verstrekken terwijl naar verwachting een belanghebbende daar bezwaar tegen heeft;
    b. kan de beslissing slechts worden verdaagd op grond van het tweede lid, indien de omvang of de gecompliceerdheid van de milieu-informatie een verlenging rechtvaardigt;
    c. zijn het derde en vierde lid niet van toepassing.