Artikel 3.1 Actieve openbaarmaking als inspanningsverplichting

1. Het bestuursorgaan dat het rechtstreeks aangaat, maakt bij de uitvoering van zijn taak uit eigen beweging de bij het bestuursorgaan berustende informatie neergelegd in documenten voor eenieder openbaar, indien dit zonder onevenredige inspanning of kosten redelijkerwijs mogelijk is, behoudens voor zover de artikelen 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, en 5.2 aan openbaarmaking in de weg staan of met de openbaarmaking geen redelijk belang wordt gediend. Deze informatie betreft in ieder geval informatie over het beleid, inclusief de voorbereiding, uitvoering, naleving, handhaving en evaluatie.
2. Het bestuursorgaan doet bij een gedeeltelijke niet-openbaarmaking hiervan mededeling gelijktijdig met de openbaarmaking.
3. Documenten als bedoeld in het eerste lid worden niet openbaar gemaakt dan nadat belanghebbenden die naar verwachting bedenkingen zullen hebben tegen openbaarmaking, in de gelegenheid zijn gesteld binnen een door het bestuursorgaan gestelde termijn hun zienswijze naar voren te brengen.
4. Het bestuursorgaan deelt een belanghebbende mede dat toepassing wordt gegeven aan het eerste lid, onder vermelding van het tijdstip van openbaarmaking en de openbaar te maken documenten. De mededeling wordt gelijkgesteld met een besluit.

Annotatie

Onderstreept wordt dat actief en uit zichzelf handelen door de overheid een uitgangspunt moet zijn. Dit wordt onder andere geduid door in afwijking van het huidige artikel 8 Wob op te merken dat het bestuursorgaan de informatie openbaar maakt ‘bij de uitvoering van zijn taak’ met de aanvulling dat het hierbij in ieder geval gaat om informatie over beleid, voorbereiding, uitvoering, naleving, handhaving en evaluatie (artikel 3.1, eerste lid).

Anders dan de initiatiefnemers veronderstellen mag worden verondersteld dat de regeling in de Wet open overheid sterk lastenverzwarend en allerminst dejuridiserend werkt.[1] Het besluit tot actieve openbaarmaking is volgens de Wet open overheid altijd een besluit. Dat is het al onder de Wob indien een en ander is vastgelegd in een document, betrekking heeft op een bestuurlijke aangelegenheid en de belangen van artikel 10 Wob aan de orde zijn[2] en wordt onderstreept met het vierde lid van artikel 3.1 Wet open overheid. Daaruit volgt dat – wat we hiervoor al hebben gezien bij verzoeken om informatie – ook in dit geval belanghebbenden om een zienswijze moeten worden gevraagd (artikel 4:8 Awb). De Wet open overheid maakt dit expliciet (maar ogenschijnlijk dus ook overbodig) in artikel 3.1, derde lid, Wet open overheid.

Artikel 3.1 bevat geen regeling zoals opgenomen in artikel 4.4 (een verzoek om een voorlopige voorziening schorst de werking van het besluit) zodat het ervoor moet worden gehouden dat die regeling niet van toepassing is bij besluiten tot actieve openbaarmaking en een expliciete handeling nodig is om de feitelijke verstrekking tegen te houden. Geheel logisch is dat niet en in zoverre is dit een gemiste kans om deze welkome aanvulling ten opzichte van de Wob voor de verzoeken om informatie niet ook van toepassing te laten zijn voor besluiten inzake actieve openbaarmaking.

Bij het besluit dienen vanzelfsprekend de belangen van artikel 5.1 en 5.2 te worden betrokken (artikel 3.3, tweede lid, Wet open overheid).

De lastenverzwaring en juridisering van relaties is met het wijzigingswetsvoorstel wel begrensd. Hiermee is immers bepaald dat de actieve openbaarmaking een inspanningsverplichting betreft. Tot openbaarmaking uit zichzelf wordt overgegaan indien dit geen onevenredige inspanning vergt of indien de kosten beperkt zijn. Bovendien kan ervan worden afgezien als er geen redelijk belang mee is gediend. Daarmee is een eerder kritiekpunt, dat bijvoorbeeld “de uitvoering van de taak” een begrenzing, zonder een begrenzing te zijn[3], gepareerd. De regeling veronderstelt dat de overheid(-sjurist) zich actief de vraag stelt bij elk document waarom het niet actief openbaar gemaakt zou moeten worden.

[1] De initiatiefnemers verwachten niet dat de regeling van actieve openbaarmaking tot juridisering zal leiden; Kamerstukken II 2013/14, 33328, 12, p. 8.
[2] ABRvS 31 mei 2006, ECLI:NL:RVS:2006:AX6362, AB 2006/329, JB 2006/218, Gst. 2006/169.
[3] Iets wat de initiatiefnemers wel suggereerden, Kamerstukken II 2013/14, 33 328, 12, p. 23. Zie ook uitgebreid Van der Sluis (2016-2), p. 247-250.

Tweede kamer, vergaderjaar 2013-2014, 33 328, nr. 8 (herdruk); Voorstel van wet na advies Raad van State

Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 328, nr. 9 (herdruk); Memorie van Toelichting na advies Raad van State

Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 328, nr. 12; Nota naar aanleiding van het verslag

Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 328, nr. 13; Nota van wijziging

Tweede Kamer, vergaderjaar 2018–2019, 35 112, nr. 3; Memorie van Toelichting’ tags

Geconsolideerd artikelsgewijze toelichting bij de Wet open overheid zoals gewijzigd door de verwerking van de Wijzigingswet Woo