Artikel 3.3 Actieve openbaarmaking van categorieën informatie

1. Een bestuursorgaan maakt in ieder geval uit eigen beweging openbaar:
a. wetten en andere algemeen verbindende voorschriften;
b. overige besluiten van algemene strekking;
c. ontwerpen van wetten, andere algemeen verbindende voorschriften en overige besluiten van algemene strekking waarover een extern advies is gevraagd, met inbegrip van de adviesaanvraag;
d. inzicht in zijn organisatie en werkwijze, waaronder de taken en bevoegdheden van de organisatieonderdelen;
e. de bereikbaarheid van het bestuursorgaan en zijn organisatieonderdelen en de wijze waarop een verzoek om informatie kan worden ingediend.
2. Behoudens voor zover de artikelen 5.1, eerste, tweede en vijfde lid, en 5.2 daaraan in de weg staan, maakt het bestuursorgaan voorts uit eigen beweging openbaar:
a. bij de Kamers en de verenigde vergadering der Staten-Generaal, provinciale staten, gemeenteraden en algemene besturen van waterschappen ter behandeling ingekomen stukken, tenzij deze betrekking hebben op door de regering vertrouwelijk aan de Staten-Generaal verstrekte informatie of tenzij deze betrekking hebben op individuele gevallen;
b. vergaderstukken en verslagen van de Kamers en de verenigde vergadering der Staten-Generaal en hun commissies, tenzij deze betrekking hebben op door de regering vertrouwelijk aan de Staten-Generaal verstrekte informatie;
c. vergaderstukken en verslagen van provinciale staten, gemeenteraden en algemene besturen van waterschappen, algemene besturen van openbare lichamen, besturen van bedrijfsvoeringsorganisaties en gemeenschappelijke organen als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen en hun commissies;
d. agenda’s en besluitenlijsten van vergaderingen van de ministerraad, gedeputeerde staten, colleges van burgemeester en wethouders en dagelijkse besturen van waterschappen en dagelijkse besturen van openbare lichamen als bedoeld in de Wet gemeenschappelijke regelingen;
e. adviezen:

1o. over de ontwerpen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, van adviescolleges of –commissies alsmede van andere externe partijen indien die om advies zijn verzocht;

2o. over andere onderwerpen van adviescolleges of –commissies, alsmede de op dat advies betrekking hebbende adviesaanvraag, uitgezonderd adviezen die betrekking hebben op individuele gevallen;
f. convenanten;
g. jaarplannen en jaarverslagen van bestuursorganen inzake de voorgenomen uitvoering van de taak of de verantwoording van die uitvoering;
h. verplichtingen tot verstrekking van subsidies, anders dan met een beschikking;

i. de inhoud van de schriftelijke verzoeken op grond van artikel 4.1, van de schriftelijke beslissingen op die verzoeken en de daarbij verstrekte informatie;
j. op verzoek van een bestuursorgaan ambtelijk of extern opgestelde onderzoeksrapporten die geen onderdeel vormen van de uitvoering van de taak van dat bestuursorgaan, die voornamelijk uit feitelijk materiaal bestaan en die betrekking hebben op:

1o. de wijze van het functioneren van de eigen organisatie;

2o. de voorbereiding of de evaluatie van beleid, inclusief uitvoering, naleving en handhaving;

k. beschikkingen, met uitzondering van beschikkingen
1°. inzake de uitvoering van regels inzake belastingen, heffingen, leges en vergelijkbare betalingsverplichtingen;
2°. inzake sociale verzekeringen, sociale voorzieningen en zorg;
3°. inzake financiële bijstand, rechtsbijstand, schuldhulpverlening, toeslagen of studiefinanciering;
4°. van een officier van justitie;

5°. houdende de oplegging van een bestuurlijk bestraffende sanctie;
6°. houdende de oplegging van een bestuurlijke herstelsanctie die geen betrekking heeft op het omgevingsrecht, het milieurecht of anderszins betrekking heeft op emissies in het milieu;

7°. betreffende de rechtspositie van een ambtenaar, een buitengewoon opsporingsambtenaar, een politieke ambtsdrager of een dienstplichtige;

8°. inzake de uitvoering van de Rijkswet op het Nederlanderschap, de Paspoortwet, de Vreemdelingenwet 2000 en het toezicht op de naleving en de uitvoering van Verordening (EU) 2016/399 van het Europees Parlement en de Raad van 9 maart 2016 betreffende een Uniecode voor de overschrijding van de grenzen door personen (Schengengrenscode) (PbEU, L77) en Verordening (EG) nr. 810/2009 van het Europees Parlement en de Raad van 13 juli 2009 tot vaststelling van een gemeenschappelijke visumcode (Visumcode) (PbEU L243);

9o. inzake “slots” als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van Verordening (EEG) nr. 95/93 van de Raad van 18 januari 1993 betreffende gemeenschappelijke regels voor de toewijzing van „slots” op communautaire luchthavens (Pb EG L14);

10o. die betrekking hebben op persoonsgegevens als bedoeld in artikel 22, eerste lid, artikel 31 of artikel 46 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming;

11o. inzake de geslachtsnaam, familierechtelijke betrekkingen of het ouderlijk gezag;

12o. inzake een wettelijk voorgeschreven onderzoek naar aan een natuurlijke persoon of een rechtspersoon klevende bezwaren;

13o. inzake de registratie in een openbaar register;

14o. inzake een individuele leerling, deelnemer of student in het onderwijs en de educatie;

15o. inzake het aangaan of beëindigen van een arbeidsovereenkomst;

16o. ter verlening of vaststelling van subsidie aan natuurlijke personen;

17o. inzake tegemoetkoming in schade en nadeelcompensatie;

18o. inzake getroffen of te treffen beveiligingsmaatregelen;

19o. inzake het bezit en gebruik van vuurwapens;

20o.  waarbij geen belangen van derden kunnen zijn betrokken en die niet de verlening of vaststelling van subsidies betreffen;

21o. houdende de afwijzing van een gevraagde beschikking;

l. schriftelijke oordelen in klachtprocedures als bedoeld in titel 9.1 van de Algemene wet bestuursrecht.
3. Op voordracht van Onze Minister kan bij algemene maatregel van bestuur worden bepaald dat:
a. het bestuursorgaan andere categorieën van informatie uit eigen beweging openbaar maakt overeenkomstig het eerste of tweede lid; en
b. categorieën van beschikkingen worden aangewezen die in afwijking van tweede lid, onderdeel k, uit eigen beweging openbaar worden gemaakt.
4. De openbaarmaking, bedoeld in het eerste en tweede lid, geschiedt zo spoedig mogelijk, doch uiterlijk binnen twee weken na vaststelling of ontvangst van de informatie.
5. In afwijking van het vierde lid:
a. worden de ontwerpen en de bijbehorende adviesaanvragen, bedoeld in het eerste lid, onderdeel c, alsmede de daarop betrekking hebbende adviezen, bedoeld in het tweede lid, onderdeel e, onder 1o, door het bestuursorgaan dat het advies heeft gevraagd openbaar gemaakt uiterlijk gelijktijdig met de indiening van het voorstel van wet bij de Staten-Generaal of dan wel de bekendmaking van het algemeen verbindend voorschrift of het besluit, indien het bestuursorgaan in zijn adviesaanvraag heeft gemotiveerd dat eerdere openbaarmaking afbreuk zou doen aan een met de wet, of het voorschrift of het besluit beoogde doel;
b. worden in geval van voorstellen van algemene begrotingswetten en de stukken betreffende de verantwoording van de ontvangsten en de uitgaven van het Rijk als bedoeld in artikel 105, eerste, tweede en derde lid, van de Grondwet, de daarbij behorende toelichtende stukken, alsmede in geval van een op het in artikel 65 van de Grondwet bedoelde tijdstip ingediende voorstel van wet voor zover dat voorstel betrekking heeft op het heffen van belasting, de versies waarover een adviesaanvraag wordt gedaan, de op die versies betrekking hebbende adviezen als bedoeld in het tweede lid, onderdeel e, en de op die versies betrekking hebbende onderzoeken als bedoeld in het tweede lid, onderdeel j, openbaar gemaakt gelijktijdig met de indiening van het voorstel van wet of de stukken bij de Staten-Generaal;
c. worden vergaderstukken als bedoeld in het tweede lid, onderdelen b en c, openbaar gemaakt, gelijktijdig met de verspreiding aan de deelnemers van de betreffende vergadering

d. worden agenda’s als bedoeld in het tweede lid, onderdeel d, openbaar gemaakt, uiterlijk bij aanvang van de betreffende vergadering;

e. wordt de inhoud van een schriftelijk verzoek als bedoeld in het tweede lid, onderdeel i, openbaar gemaakt met de beslissing op dat verzoek;

f. geschiedt de openbaarmaking van onderzoeken als bedoeld in het tweede lid, onderdeel i, onder 1°, uiterlijk binnen vier weken na ontvangst van het onderzoek;

g. geschiedt de openbaarmaking van een beschikking houdende een herstelsanctie die niet in het tweede lid, onderdeel k, onder 6, is uitgezonderd, uiterlijk twee weken nadat de beschikking onherroepelijk is geworden;

h. worden ingekomen documenten als bedoeld in het tweede lid, niet openbaar gemaakt dan nadat belanghebbenden die naar verwachting bedenkingen zullen hebben tegen openbaarmaking, in de gelegenheid zijn gesteld binnen twee weken hun zienswijze naar voren te brengen;
i. worden documenten als bedoeld in het tweede lid, waarbij gedurende de voorbereiding ervan of na toepassing van onderdeel h is gebleken dat een belanghebbende naar verwachting bezwaar heeft tegen een voorgeschreven openbaarmaking, openbaar gemaakt na twee weken na vaststelling, onderscheidenlijk het verstrijken van de op grond van onderdeel h gestelde termijn om een zienswijze naar voren te brengen.
6. De openbaarmaking, bedoeld in het tweede lid, onderdeel e, geschiedt:

a. voor een adviesaanvraag aan een adviescollege of -commissie door het bestuursorgaan dat het advies heeft gevraagd;

b. voor een advies van een adviescollege of –commissie door dat adviescollege of die commissie, behoudens de gevallen, bedoeld in het vijfde lid, onderdelen a en b;

c. voor een advies van een andere externe partij door het bestuursorgaan dat het advies heeft ontvangen.

7. Het bestuursorgaan deelt een belanghebbende mede dat toepassing wordt gegeven aan het vijfde lid, onderdeel i, onder vermelding van het tijdstip van openbaarmaking en de openbaar te maken documenten. De mededeling wordt gelijkgesteld met een besluit.
8. Het bestuursorgaan doet mededeling van een gedeeltelijke niet-openbaarmaking gelijktijdig met de openbaarmaking. Van een gehele niet-openbaarmaking doet het bestuursorgaan mededeling op de wijze en het tijdstip waarop het niet-openbaar gemaakte stuk openbaar zou zijn gemaakt.

9. Onze minister kan bij ministeriële regeling nadere regels stellen over de wijze waarop in dit artikel genoemde documenten actief openbaar worden gemaakt.

Meer hierover, zie Wet open overheid. Artikelsgewijze toelichting, voor de praktijk besproken

Annotatie

Bij het besluit tot actieve openbaarmaking dienen vanzelfsprekend de belangen van artikel 5.1 en 5.2 te worden betrokken (artikel 3.3, tweede lid, Wet open overheid). Dit geldt niet taken en bevoegdheden van organisatieonderdelen etc. (artikel 3.3, eerste lid, Wet open overheid).

De lastenverzwaring en juridisering van relaties was erin gelegen dat deze procedure ziet op een schier onbegrensd aantal documenten nu artikel 3.1, eerste lid, allerminst begrensd is (informatie in documenten over beleid, uitvoering etc. wordt openbaar gemaakt). De uitvoering van de taak vormt een begrenzing, zonder een begrenzing te zijn.[1] Met het wijzigingswetsvoorstel is dit beperkt tot een inspanningsverplichting die voor een goed deel te vergelijken valt met artikel 8 van de Wob.

Concreet geldt de plicht voor een aantal specifiek genoemde documenten, zoals opgenomen in artikel 3.3 van de Wet open overheid een ondergrens.[2] Een lijst aan documenten die overigens beoordeeld moet worden in het licht van de uitzonderingsgronden van 5.1 en 5.2 (zie artikel 3.3, tweede lid, aanhef). Ook die grens is evenwel beperkt. Buiten het feit dat de precieze omvang ongewis is[3] nu een en ander nog bij AMvB kan worden uitgewerkt, valt op dat de lijst zeer omvangrijk is. Met name verstrekkend is de lijst en de regeling daar waar zij ziet op documenten als opgenomen in het tweede lid (a, b, c, d) vergaderstukken en verslagen, agenda’s, besluiten en besluitenlijsten van bijvoorbeeld de Tweede Kamer of de gemeenteraad; (f) convenanten en andere afspraken tussen overheden en een of meer wederpartijen; (j) alle beschikkingen, enkele uitgezonderd. De provincie Zuid-Holland heeft in de tussentijd overigens aangekondigd in de geest van het voornoemde over te gaan tot meer actieve openbaarmaking.[4] Koren op de molen voor hen die menen dat de Wet open overheid niet nodig is, nu de Wob met artikel 8 al een grondslag biedt voor het actief openbaar maken.

Hoewel een en ander dus danig beperkt is met (de verduidelijkingen van) het wijzigingswetsvoorstel, blijft hiermee wel nieuw dat actief een set aan documenten beoordeeld moet worden en actief moet worden ontsloten. Dat dit werk complex zal zijn nu het moment van openbaarmaking voor bepaalde documenten (lid 5) weer afwijkt van de algemene regeling dat dit in beginsel zo spoedig mogelijk doch uiterlijk binnen twee weken na vaststelling of ontvangst plaatsvindt (lid 4) behoeft geen betoog.[5] Bovendien is het de vraag wanneer een document nu kwalificeert als een in de lijst genoemd document.

[1] Iets wat de initiatiefnemers wel suggereerden, Kamerstukken II 2013/14, 33 328, 12, p. 23. Zie ook uitgebreid Van der Sluis (2016-2), p. 247-250.
[2] Kamerstukken II 2013/14, 33328, 12, p. 44.
[3] De precieze duiding van documenten is in zoverre niet meer concreet dan het door de burgemeesters van Rotterdam en Den Haag voorgestelde op te stellen beleid ter invulling van een zorgplicht bepaling over actieve openbaarmaking; Kamerstukken II 2013/14, 33328, 12, p. 23.
[4] http://m.binnenlandsbestuur.nl/nieuws/zuid-holland-maakt-zichzelf-transparant.99645.lynkx.
[5] Momenten in de tijd die ook voer zijn voor discussie.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 328, nr. 8 (herdruk); Voorstel van wet na advies Raad van State

Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 328, nr. 9 (herdruk); Memorie van Toelichting na advies Raad van State

Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 328, nr. 12; Nota naar aanleiding van het verslag

Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 328, nr. 13; Nota van wijziging

Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 33 328, nr. 14; Tweede Nota van wijziging

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 33 328, nr. 20; Derde Nota van wijziging

Tweede Kamer, vergaderjaar 2018–2019, 35 112, nr. 3; Memorie van Toelichting

Geconsolideerde artikelsgewijze toelichting bij de Wet open overheid zoals gewijzigd door de verwerking van de Wijzigingswet Woo

Meer hierover, zie Wet open overheid. Artikelsgewijze toelichting, voor de praktijk besproken