Artikel 5.1 Uitzonderingen

1. Het openbaar maken van informatie ingevolge deze wet blijft achterwege voor zover dit:
a. de eenheid van de Kroon in gevaar zou kunnen brengen;

b. de veiligheid van de Staat zou kunnen schaden;

c. bedrijfs- en fabricagegegevens betreft die door natuurlijke personen of rechtspersonen vertrouwelijk aan de overheid zijn meegedeeld;

d. persoonsgegevens betreft als bedoeld in in paragraaf 3.1 onderscheidenlijk paragraaf 3.2 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, tenzij de betrokkene uitdrukkelijk toestemming heeft gegeven voor de openbaarmaking van deze persoonsgegevens of deze persoonsgegevens kennelijk door de betrokkene openbaar zijn gemaakt;

e. nummers betreft die dienen ter identificatie van personen die bij wet of algemene maatregel van bestuur zijn voorgeschreven als bedoeld in artikel 46 van de Uitvoeringswet Algemene verordening gegevensbescherming, tenzij de verstrekking kennelijk geen inbreuk op de levenssfeer maakt.
2. Het openbaar maken van informatie blijft eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen de volgende belangen:
a. de betrekkingen van Nederland met andere landen en staten en met internationale organisaties;
b. de economische of financiële belangen van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen, in geval van milieu-informatie slechts voor zover de informatie betrekking heeft op handelingen met een vertrouwelijk karakter;
c. de opsporing en vervolging van strafbare feiten;
d. de inspectie, controle en toezicht door bestuursorganen;
e. de eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer;
f. de bescherming van andere dan in het eerste lid, onderdeel c genoemde concurrentiegevoelige bedrijfs- en fabricagegegevensgegevens;
g. de bescherming van het milieu waarop deze informatie betrekking heeft;

h. de beveiliging van personen en bedrijven en het voorkomen van sabotage;

i. het goed functioneren van de Staat, andere publiekrechtelijke lichamen of bestuursorganen.
3. Indien een verzoek tot openbaarmaking op een van de in het tweede lid genoemde gronden wordt afgewezen, bevat het besluit hiervoor een uitdrukkelijke motivering.
4. Openbaarmaking kan tijdelijk achterwege blijven, indien het belang van de geadresseerde van de informatie om als eerste kennis te nemen van de informatie dit kennelijk vereist. Het bestuursorgaan doet mededeling aan de verzoeker van de termijn waarbinnen de openbaarmaking alsnog zal geschieden.
5. In uitzonderlijke gevallen kan openbaarmaking van andere informatie dan milieu-informatie voorts achterwege blijven indien openbaarmaking onevenredige benadeling toebrengt aan een ander belang dan genoemd in het eerste of tweede lid en het algemeen belang van openbaarheid niet tegen deze benadeling opweegt. Het bestuursorgaan baseert een beslissing tot achterwege laten van de openbaarmaking van enige informatie op deze grond ten aanzien van dezelfde informatie niet tevens op een van de in het eerste of tweede lid genoemde gronden.

6. Het openbaar maken van informatie blijft in afwijking van het eerste lid, onderdeel c, in geval van milieu-informatie eveneens achterwege voor zover daardoor het in het eerste lid, onderdeel c, genoemde belang ernstig geschaad wordt en het algemeen belang van openbaarheid van informatie niet opweegt tegen deze schade.

7. Het eerste en tweede lid zijn niet van toepassing op milieu-informatie die betrekking heeft op emissies in het milieu.

Annotatie

Uitzonderingsgronden als de persoonlijke levenssfeer, de internationale betrekkingen van Nederland, de veiligheid van de Staat en bedrijfs- en fabricagegegevens zijn nog altijd redenen om informatie niet te verstrekken. Met een amendement is die laatste weigeringsgrond ook weer absoluut geworden. Teneinde ook andere concurrentiegevoelige informatie te kunnen beschermen is – vanwege het extra relatief worden van onevenredige benadeling – een nieuw onderdeel toegevoegd (artikel 5.1, tweede lid, aanhef en onder f).

Ook worden enkele nieuwe weigeringsgronden geïntroduceerd zoals de bescherming van het milieu (sub g), of een ruimer bereik gegeven zoals de beveiliging van personen en bedrijven (sub h).[5] Nieuw is met het wijzigingswetsvoorstel dat ook het goed functioneren van bestuursorganen in het geding kan zijn en dat daarmee een reden kan zijn gegeven voor het weigeren van openbaarmaking.

Voorts is nieuw dat een uitzonderingsgrond slechts in een beperkt aantal gevallen aan de orde kan zijn. Het betreft de onevenredige benadeling zoals geregeld in het vierde lid. Bevoordeling is, anders dan onder de Wob, kennelijk niet meer relevant.[6] Bovendien kan deze grond, eveneens anders dan onder de Wob, nooit subsidiair worden opgeworpen naast een andere uitzonderingsgrond zoals opgenomen in artikel 5.1.

Dat laatste wordt geïntroduceerd teneinde misbruik door de overheid tegen te gaan veronderstellende dat deze grond in veel gevallen zekerheidshalve als vangnet wordt opgeworpen.[7] In hoeverre dit misbruik is, nu na een rechterlijke toetsing iedere grond op zichzelf wordt gewogen (tenzij de rechter er niet aan toekomt omdat de eerste grond al slaagt), wordt in het midden gelaten.[8] Een bijkomend nadeel van de gekozen opzet is de ook door de initiatiefnemers geschetste weg van het niet in rechte stand houden van een motivering op een van de gronden van artikel 5.1, eerste of tweede lid, en de mogelijkheid van een bestuurlijke lus om de motivering aan te vullen.[9]

Onduidelijk is of reputatieschade via deze weigeringsgrond beschermd wordt, nu die schade ook nauw verband houdt met de bescherming van de persoonlijke levenssfeer.[10] Overigens lijkt deze uitzonderingsgrond nog wel subsidiair te kunnen worden ingeroepen indien de overheid zich wil beroepen op de bescherming van de persoonlijke beleidsopvattingen.

[5] Onder de Wob (artikel 10, zevende lid, aanhef en onder b) vormt dit enkel een uitzonderingsgrond bij milieu-informatie. Die beperking is niet gerechtvaardigd, Kamerstukken II 2013/14, 33328, 9, p. 48.
[6] Niet duidelijk wordt gemaakt waarom dit gedeelte is weggevallen.
[7] Kamerstukken II 2013/14, 33328, 9, p. 80-81.
[8] Vgl. bijv. ABRvS 30 mei 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BW6910, Gst. 2012/80, m.nt. C.N. van der Sluis, AB 2012/218, m.nt. P.J. Stolk.
[9] Kamerstukken II 2013/14, 33328, 9, p. 81.
[10] ABRvS 16 februari 2011, ECLI:NL:RVS:2011:BP4706, AB 2011/231 of Rb. Amsterdam 26 juni 2012, ECLI:NL:RBAMS:2012:BX5028.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 328, nr. 8 (herdruk); Voorstel van wet na advies Raad van State

Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 328, nr. 9 (herdruk); Memorie van Toelichting na advies Raad van State

Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 328, nr. 12; Nota naar aanleiding van het verslag

Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 328, nr. 13; Nota van wijziging

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 33 328, nr. 22; Amendement van de leden Segers en Veldman (aangenomen)

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 33 328, nr. 33; Gewijzigd amendement van de leden Veldman en Biscchop ter vervanging van dat gedrukt onder nr. 25 (niet aangenomen)

Tweede Kamer, vergaderjaar 2018–2019, 35 112, nr. 3; Memorie van Toelichting

Geconsolideerde artikelsgewijze toelichting bij de Wet open overheid zoals gewijzigd door de verwerking van de Wijzigingswet Woo

Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021, 35 112, nr. 26; Amendement Snoeren en Bisschop