Artikel 5.2 Persoonlijke beleidsopvattingen

1. In geval van een verzoek om informatie uit documenten, opgesteld ten behoeve van intern beraad, wordt geen informatie verstrekt over daarin opgenomen persoonlijke beleidsopvattingen. Onder persoonlijke beleidsopvattingen worden verstaan ambtelijke adviezen, visies, standpunten en overwegingen ten behoeve van intern beraad, niet zijnde feiten, prognoses, beleidsalternatieven, de gevolgen van een bepaald beleidsalternatief of andere onderdelen met een overwegend objectief karakter.
2. Het bestuursorgaan kan over persoonlijke beleidsopvattingen met het oog op een goede en democratische bestuursvoering informatie verstrekken in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.
3. Onverminderd het eerste en tweede lid wordt uit documenten opgesteld ten behoeve van formele bestuurlijke besluitvorming door een minister, een commissaris van de Koning, Gedeputeerde Staten, een gedeputeerde, het college van burgemeester en wethouders, een burgemeester en een wethouder, informatie verstrekt over persoonlijke beleidsopvattingen in niet tot personen herleidbare vorm, tenzij het kunnen voeren van intern beraad onevenredig wordt geschaad.

4. In afwijking van het eerste lid wordt bij milieu-informatie het belang van de bescherming van de persoonlijke beleidsopvattingen afgewogen tegen het belang van openbaarmaking. Informatie over persoonlijke beleidsopvattingen kan worden verstrekt in niet tot personen herleidbare vorm. Indien degene die deze opvattingen heeft geuit of zich erachter heeft gesteld, daarmee heeft ingestemd, kan de informatie in tot personen herleidbare vorm worden verstrekt.

Annotatie

Het huidige artikel 11 Wob vormt een belangrijke beperking van de openbaarheid teneinde de interne gedachtevorming van ambtenaren en anderen die bij het interne beraad zijn betrokken te beschermen. Hoewel in de tussentijd beoogd werd de bescherming van dit interne proces danig te wijzigen, is dit bij nota van wijziging weer teruggedraaid.[1] Persoonlijke beleidsopvattingen van ambtenaren en anderen die bij het intern beraad betrokken zijn blijven in beginsel net als onder de Wob vertrouwelijk.[2]

Bijzondere wijziging ten opzichte van artikel 11 Wob, is dat artikel 5.2, eerste lid, een opsomming bevat van wat onder persoonlijke beleidsopvattingen moet worden verstaan en wat niet. Deze definitie wijkt af van het gestelde in artikel 1, aanhef en onder f, Wob maar komt op hetzelfde neer.[3] Bijzonder is vooral daar waar wordt gesteld wat er niet onder valt: ‘feiten, prognoses, beleidsalternatieven, de gevolgen van een bepaald beleidsalternatief of andere onderdelen met een overwegend objectief karakter.’ De laatste toevoeging is van groot belang om te duiden dat het sec gaat om objectieve elementen.[4] Buiten de genoemde feiten en prognoses zou immers puur taalkundig snel worden gemeend dat beleidsalternatieven en de gevolgen ervan puur subjectieve informatie betreft in een document van intern beraad dat in de kern niet afwijkt van de onderdelen als ‘ambtelijke adviezen, visies, standpunten en overwegingen’ die uitdrukkelijk als persoonlijke beleidsopvattingen worden genoemd. Dit subtiele onderscheid is voer voor discussie.

Ook voer voor discussie is de al genoemde verbijzondering van deze objectieve gegevens, daar waar ze worden gedeeld door ambtenaren met Kamerleden. De in de toelichtende teksten genoemde belangen – nu het cruciale informatie zou betreffen in het politieke besluitvormingsproces[5] – gelden eveneens en wellicht nog wel meer daar waar het informatie betreft die wordt gedeeld bij de ondersteuning van Kamerleden, statenleden en raadsleden.

Bij amendement is een derde lid toegevoegd om geanonimiseerde verstrekking te verplichten als deze zijn geuit in de voorbereiding op formele besluitvorming van een aantal specifiek genoemde bestuursorganen. Het betreft bestuursorganen die politieke verantwoording afleggen aan democratisch verkozen organen.

[1] Kamerstukken II 2020/21, 35 510, nr. 4.

[2] Hiermee is de suggestie van de minister van BZK gevolgd, Kamerstukken II 2020/21, 35 112, nr. 25.

[3] AbRvS 4 november 2020, ECLI:NL:RVS:2020:2610, AB 2020/428.

[1] Kamerstukken II 2015/16, 33328, 20, p. 5.
[2] Kamerstukken II 2013/14, 33328, 9, p. 49-50.
[3] Waarom voor dit kaderstellende begrip geen aparte definitiebepaling wordt geformuleerd blijft overigens onbesproken.
[4] Kamerstukken II 2015/16, 33328, 20, p. 5.
[5] Kamerstukken II 2013/14, 33328, 9, p. 50.

Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 328, nr. 8 (herdruk); Voorstel van wet na advies Raad van State

Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 328, nr. 9 (herdruk); Memorie van Toelichting na advies Raad van State

Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 328, nr. 12; Nota naar aanleiding van het verslag

Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, 33 328, nr. 13; Nota van wijziging

Tweede Kamer, vergaderjaar 2014–2015, 33 328, nr. 14; Tweede Nota van wijziging

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 33 328, nr. 14; Derde Nota van wijziging

Tweede Kamer, vergaderjaar 2015–2016, 33 328, nr. 24; Amendement van de leden Veldman en Biscchop (niet aangenomen)

Geconsolideerde artikelsgewijze toelichting bij de Wet open overheid zoals gewijzigd door de verwerking van de Wijzigingswet Woo

Tweede Kamer, vergaderjaar 2020–2021, 35 112, nr. 27; Amendement Van der Molen